met elkaar. Deze afstanden mogen niet meer
dan 3 mm van elkaar verschillen. Stel nu nog
niet af.
2.
Plaats het mes horizontaal op de binnenste as
van het zijmaaidek en op de corresponderende
buitenste as van het frontmaaidek. Meet de
afstanden van de grond tot de voorste rand
van het mes op de binnenste rand van het
zijmaaidek tot de corresponderende buitenste
rand van het frontmaaidek en vergelijk deze. De
meting van het zijmaaidek mag niet meer dan
3 mm van die van het frontmaaidek verschillen.
Opmerking:
Alle zwenkwielen van de drie
maaidekken moeten op de grond blijven staan
als het tegengewicht is geplaatst.
Opmerking:
Indien de maaihoogten
van alle maaidekken op elkaar moeten
worden afgestemd, mogen uitsluitend de
zijmaaidekken worden afgesteld.
3.
Als de binnenste rand van het zijmaaidek te
hoog is ten opzichte van de buitenste rand van
het frontmaaidek, moet u een opvulstuk (3 mm)
verwijderen uit het onderste deel van het voorste
binnenste zwenkwiel op het zijmaaidek
31). Controleer nogmaals de afstand tussen
de buitenste randen van beide zijmaaidekken
en de binnenste rand van het zijmaaidek tot de
buitenste rand van het voorste maaidek.
4.
Als de binnenste rand nog steeds te hoog is,
moet u nog een opvulstuk (3 mm) verwijderen
uit het onderste deel van de voorste binnenste
zwenkwielarm van het zijmaaidek en een
opvulstuk van 3 mm uit de voorste buitenste
zwenkwielarm van het zijmaaidek.
5.
Als de binnenste rand van het zijmaaidek te
laag is ten opzichte van de buitenste rand
van het frontmaaidek, moet u een opvulstuk
van 3 mm plaatsen in het onderste deel
van de voorste binnenste zwenkwiel op het
zijmaaidek. Controleer de afstand tussen de
buitenste randen van beide zijmaaidekken en
de binnenste rand van het zijmaaidek tot de
buitenste rand van het voorste maaidek.
6.
Als de binnenste rand nog steeds te laag is,
moet u nog een opvulstuk (3 mm) verwijderen
uit het onderste deel van de voorste binnenste
zwenkwielarm van het zijmaaidek en een
opvulstuk van 3 mm uit de voorste buitenste
zwenkwielarm van het zijmaaidek.
7.
Als de maaihoogte gelijk is aan de randen
van het frontmaaidek en de zijmaaidekken,
moet u controleren of de schuinstand van het
zijmaaidek nog steeds 8 tot 11 mm is. Indien
nodig instellen.
De spiegels instellen
Enkel model met cabine
Achteruitkijkspiegel
Stel zittend in de stoel de achteruitkijkspiegel in
(Figuur
32) om het beste zicht vanuit de achterruit te
krijgen. Trek de hendel naar achteren om de spiegel
te kantelen om de helderheid en glans van licht te
verminderen.
Zijspiegels
Laat terwijl u in de stoel zit iemand anders de
zijspiegels instellen
de zijkanten van de machine te verkrijgen.
(Figuur
1. Zijspiegels
2. Achteruitkijkspiegel
Koplampen richten
1.
Draai de montagemoeren los en plaats elke
koplamp zo dat hij recht vooruit wijst. Draai de
montagemoer vast genoeg om de koplamp in
positie te houden.
2.
Plaats een plat stuk metaal over de kop van de
koplamp.
3.
Monteer een magnetische protractor op de
plaat. Terwijl u de installatie op zijn plaats houdt
kantelt u voorzichtig de koplamp 3 graden en
draait dan de moer weer vast.
4.
Herhaal deze procedure bij de andere koplamp.
De motor starten en
stoppen
Belangrijk:
zichzelf indien zich een van de volgende situaties
voordoet:
•
Eerste keer starten van een nieuwe machine.
35
(Figuur
32) om het beste zicht aan
Figuur 32
3. Hendel
Het brandstofsysteem ontlucht
g008870