– voordat u verstoppingen verwijdert;
– voordat u de machine gaat controleren,
schoonmaken of andere werkzaamheden gaat
uitvoeren;
– als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer
de machine op beschadigingen en voer alle
benodigde reparaties uit voordat u deze weer
gebruikt. Draai alle moeren van de aspoelie
vast met een torsie van 176 tot 203 N·m;
– als de maaimachine abnormaal trilt (direct
controleren).
•
Schakel de aandrijving naar de werktuigen uit als
u de machine transporteert of niet gebruikt.
•
Motor afzetten en aandrijving naar werktuigen
uitschakelen:
– voor het bijvullen van brandstof;
– voordat u de hoogte-instelling aanpast.
•
Zet de gashendel op laag stationair alvorens de
motor uit te schakelen.
•
Houd uw handen en voeten uit de buurt van de
maaidekken.
•
Kijk achterom voordat u achteruitrijdt om er zeker
van te zijn dat de weg vrij is.
•
Verminder uw snelheid en wees voorzichtig
als u een bocht maakt of wegen en voetpaden
oversteekt.
•
Gebruik de maaimachine niet als u moe, ziek of
onder de invloed van alcohol of drugs bent.
•
Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Als u bliksem ziet of donder hoort in het gebied,
gebruik de machine dan niet; ga schuilen.
•
Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een
aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.
•
De bestuurder moet de eventueel bijgeleverde
waarschuwingslichten laten knipperen als hij op de
openbare weg rijdt, tenzij dit wettelijk is verboden.
Onderhoud en opslag
•
Draai alle moeren, bouten en schroeven
regelmatig strak aan, zodat de machine steeds
veilig kan worden gebruikt.
•
Als er zich brandstof in de tank bevindt, mag u
de machine niet opslaan in een afgesloten ruimte
waar brandstofdampen in contact met open vuur
of vonken kunnen komen.
•
Laat de machine eerst afkoelen voordat u deze
opslaat in een afgesloten ruimte. Parkeer de
machine niet in de nabijheid van een open vuur.
•
Houd de motor, geluiddemper/knalpot,
accubehuizing, maaidekken, aandrijvingen en
de brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet,
gras en bladeren om brandgevaar te verminderen.
Neem gemorste olie of brandstof meteen op.
•
Vervang versleten of beschadigde onderdelen met
het oog op een veilig gebruik.
•
Als het nodig is de brandstoftank af te tappen, doe
dit dan buiten.
•
Let op dat bij machines met meerdere maaimessen
andere messen kunnen gaan draaien doordat u
één mes draait.
•
Als u de machine parkeert, stalt of onbewaakt
achterlaat, moet u de maaidekken neerlaten, tenzij
u een betrouwbare mechanische vergrendeling
gebruikt.
•
Schakel de aandrijvingen uit, laat de maaidekken
neer, zet het tractiepedaal in de neutraalstand,
stel de parkeerrem in werking en zet de motor af.
Verwijder vervolgens het contactsleuteltje en maak
de bougiekabel los van de bougie . Wacht totdat
alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen
voordat u de machine afstelt, reinigt of repareert.
•
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
Laat personeel dat niet bekend is met de
instructies, nooit onderhoudswerkzaamheden aan
de machine uitvoeren.
•
Plaats onderdelen op assteunen indien dit nodig is.
•
Haal voorzichtig de druk van onderdelen met
opgeslagen energie.
•
Maak de accukabels los voordat u
reparatiewerkzaamheden gaat verrichten.
Maak eerst de minpool van de accu los en daarna
de pluspool. Sluit eerst de pluspool van de accu
aan en daarna de minpool.
•
Wees voorzichtig als u de messen controleert.
Omwikkel de maaimessen of draag
handschoenen en wees voorzichtig als u
onderhoudswerkzaamheden aan de maaimessen
verricht. Messen mogen uitsluitend worden
vervangen. Probeer ze nooit recht te buigen of
te lassen.
•
Houd uw handen en voeten uit de buurt van
bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de
machine niet af terwijl de motor loopt.
•
Laad de accu op in een open, goed geventileerde
ruimte; doe dit niet in de buurt van vonken en
open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact
voordat u deze aansluit op of losmaakt van de
accu. Draag beschermende kleding en gebruik
geïsoleerd gereedschap.
•
Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van
de hydraulische leidingen vastzitten en alle
hydraulische slangen en leidingen in goede staat
verkeren voordat u druk zet op het hydraulische
systeem.
•
Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine
lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk
hydraulische vloeistof ontsnapt. U kunt lekken in
het hydraulische systeem opsporen met behulp
6