Probleem
De motor raakt oververhit.
De machine drijft niet aan.
Mogelijke oorzaak
1. Verkeerd oliepeil in het carter.
2. De riem van de wisselstroomdynamo
is gebroken of uitgerekt.
3. Meer koelvloeistof nodig.
4. Concentratie van antivries is te hoog.
5. Luchtstroom naar de radiator is
belemmerd.
6. De binnenkant van de radiateur is
verroest.
7. De radiateur of de radiateurdop is
beschadigd.
8. De thermostaat is defect.
9. De temperatuurmeter of -sensor is
defect.
1
De motor is te zwaar belast.
0.
1
De koppakking is beschadigd of er is
1.
waterlekkage.
1. De parkeerrem is in werking gesteld.
2. Het peil van de hydraulische vloeistof
is te laag.
3. Het hydraulische systeem is
beschadigd.
4. De omloopkleppen zijn open.
5. Een aandrijfkoppeling van de
tractiepomp is los of defect.
6. Pomp en/of wielmotor beschadigd.
7. De regelklep is beschadigd.
8. De overdrukklep is beschadigd.
9. De koelventilatoren zijn beschadigd of
losgekoppeld.
71
Remedie
1. Vullen of aftappen totdat het oliepeil de
volmarkering bereikt.
2. Vervang de riem of stel de
riemspanning af.
3. Koelvloeistof controleren en bijvullen.
4. Voeg alleen water toe of schakel over
op koelvloeistof met de aangegeven
mengverhouding.
5. Controleer en reinig het
radiateurscherm.
6. Reinig of vervang de radiateur en de
onderdelen.
7. Vervang de beschadigde onderdelen.
8. Controleer de thermostaat en vervang
indien nodig.
9. Controleer de temperatuur met een
thermometer en vervang de meter of
sensor indien nodig.
1
De lading verminderen; met een lagere
0.
snelheid rijden.
1
Vervang beschadigde onderdelen.
1.
1. Zet de parkeerrem vrij.
2. Hydraulische vloeistof bijvullen in het
reservoir.
3. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
4. Sluit de omloopkleppen.
5. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
6. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
7. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
8. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
9. Controleer de aansluitingen van de
ventilator of vervang beschadigde
onderdelen.