Deltabar S FMD76/77/78, PMD70/75 met 4...20 mA HART
!
Endress+Hauser
5.8.2
Bediening via lokaal display of afstandsbediening
vergrendelen/vrijgeven
Beschrijving
Bediening vergrendelen
1. Parameter PIN INVOER kiezen,
2. Om de bediening te vergrendelen, voert u voor de parameter een getal tussen
Bediening vrijgeven
1. Parameter PIN INVOER kiezen.
2. Om de bediening vrij te geven, voert u voor de parameter "100" in.
5.9
Fabrieksinstelling (reset)
Door invoer van een bepaald codegetal kunt u de instellingen voor de parameters geheel of deels
naar de fabriekswaarden terugzetten. (Voor fabriekswaarden zie inbedrijfstellingsvoorschrift
BA00274P "Cerabar S/Deltabar S/Deltapilot S, beschrijving van de instrumentfuncties". Zie ook
ä 2, "Overzicht documentatie".) Het codegetal voert u in via de parameter RESET CODE INV.,
menupad: (GROEPSKEUZE ) GEBRUIKERSMENU BEDRIJF.
Voor het instrument zijn er verschillende resetcodes. Welke parameters door de betreffende reset-
code worden teruggezet, wordt getoond in de volgende tabel. Om een reset uit te voeren, moet de
bediening zijn vrijgegeven ( ä 44, Hoofdst. 5.8).
Opmerking!
Af fabriek uitgevoerde klantspecifieke instellingen blijven ook na een reset bestaan. Wanneer u wilt,
dat na een reset de parameters naar de fabriekswaarden worden teruggezet, neem dan contact op
met Endress+Hauser Service.
Resetcode
Beschrijving en effect
1846
Display-reset
– Deze reset zet alle parameters terug, die betrekking hebben op de display-weergave
(groep DISPLAY).
– Een eventueel actieve simulatie wordt beëindigd.
– Het instrument start opnieuw.
62
PowerUp-reset (warmte start)
– Deze reset zet alle parameters in de RAM terug. De gegevens worden opnieuw uit de
EEPROM teruggelezen (processor wordt opnieuw geïnitialiseerd).
– Een eventueel actieve simulatie wordt beëindigd.
– Het instrument start opnieuw.
2710
Reset bedrijfsmodus niveau
– Afhankelijk van de instellingen van de parameters NIVEAU TYPE en LIN.
MEASURAND, MEETG. LINEARIS resp. MEETGR. COMB. worden de voor deze
meting benodigde parameters gereset.
– Een eventueel actieve simulatie wordt beëindigd.
– Het instrument start opnieuw.
Voorbeeld NIVEAU TYPE = lineair en LIN. MEASURAND = hoogte
• HOOGTE EENHEID = m
• KALIBRATIEMODUS = Nat
• AFREGELING LEEG = 0
• VOL AFREGELING = sensoreindwaarde omgerekend in mH
(7,5 psi)-sensor : 5,99 mH
menupad: GEBRUIKERSMENU BEDRIJF PIN INVOER.
0...9999 en 100 in.
O
2
Bediening
O, bijv. bij een 500 mbar
2
45