Micropilot M FMR250 4...20 mA HART
Endress+Hauser
7
Onderhoud
Voor het niveaumeetinstrument Micropilot M zijn in principe geen speciale onderhoudswerkzaam-
heden nodig.
Uitwendige reiniging
Bij de uitwendige reiniging van de Micropilot M moet erop worden gelet, dat het gebruikte reini-
gingsmiddel het oppervlak van de behuizing en de afdichtingen niet aantast.
Afdichtingen
De procesafdichtingen van de sensor moeten periodiek worden vervangen, in het bijzonder bij
gebruik van vormafdichtingen (aseptische uitvoering)! De tijdsperiode tussen het vervangen is
afhankelijk van de frequentie van de reinigingscycli en de medium- en reinigingstemperatuur.
Reparatie
Het Endress+Hauser reparatieconcept is van dien aard, dat de meetinstrumenten modulair zijn
opgebouwd en dat reparaties door de klant kunnen worden uitgevoerd ( ä 77, "Reservedelen").
Voor meer informatie over service en reserve-onderdelen neemt u contact op met de Endress+Hau-
ser Service.
Reparatie van instrumenten met Ex-certificaat
Bij reparaties van instrumenten met Ex-certificaat moet op het volgende worden gelet:
• Reparatie van Ex-gecertificeerde instrumenten mag alleen door deskundig personeel of door de
Endress+Hauser Service worden uitgevoerd.
• De geldende normen, nationale Ex-voorschriften en de veiligheidsinstructies (XA) en de certifica-
ten moeten worden aangehouden.
• Er mogen alleen originele onderdelen van Endress+Hauser worden gebruikt.
• Houdt bij de bestelling van reserve-onderdelen de identificatie op de typeplaat aan. Onderdelen
mogen alleen door dezelfde onderdelen worden vervangen.
• Reparaties moeten conform de handleiding worden uitgevoerd. Na een reparatie de voor het
instrument voorgeschreven stuksbeproeving worden uitgevoerd.
• Ombouw van een gecertificeerd instrument naar een andere gecertificeerde variant mag alleen
door Endress+Hauser Service worden uitgevoerd.
• Iedere reparatie en iedere ombouw moet worden gedocumenteerd.
Vervangen
Na vervanging van een compleet instrument resp. een elektronicamodule kunnen de parameters via
de communicatie-interface weer in het instrument worden geladen (download). Een voorwaarde
is, dat de gegevens vooraf met behulp van FieldCare op de PC zijn opgeslagen (Upload).
Er kan verder worden gemeten, zonder dat een nieuwe inregeling nodig is.
• Evt. linearisatie activeren (zie BA291F/00/en op de meegeleverde CD-ROM)
• Evt. nieuwe stoorecho-onderdrukking (zie basisinstelling)
Na vervangen van een antennemodule of elektronica moet opnieuw worden gekalibreerd. Het uit-
voeren daarvan is in de reparatiehandleiding beschreven.
Onderhoud
63