Bediening
ENDRESS + HAUSER
–
+
E
40
5.4
Weergave en bevestiging van foutmeldingen
Soorten fouten
Fouten, die tijdens de inbedrijfname of het meten optreden, worden direct getoond. Wanneer meer-
dere systeem- of procesfouten aanwezig zijn, dan wordt telkens degene met de hoogste prioriteit
getoond!
Het meetsysteem maakt onderscheid tussen de volgende typen fouten:
• A (alarm):
Het instrument gaat in een gedef. toestand (bijv. max 22 mA)
Wordt door een permanent symbool
(beschrijving van de code, ä 69)
• W (waarschuwing):
Instrument meet verder, foutmelding wordt getoond.
Wordt door een knipperend symbool
(beschrijving van de code, ä 69)
• E (alarm / waarschuwing):
Configureerbaar (bijvoorbeeld echoverlies, niveau op veiligheidsafstand)
Wordt door een permanent/knipperend symbool
(beschrijving van de code, ä 69)
5.4.1
Foutmeldingen
De foutmeldingen worden vierregelig in tekst op het display weergegeven. Bovendien wordt ook
een eenduidige foutcode uitgestuurd. Een beschrijving van de foutcode, ä 69.
• In de functiegroep "Diagnose" (0A) kan de actuele en de laatste actieve fout worden getoond.
• Bij meerdere actueel actieve fouten kan met
keld.
• De laatste actieve fout kan in de functiegroep "Diagnose" (0A) functie "Wis laatste fout" (0A2)
worden gewist.
Micropilot M FMR250 4...20 mA HART
weergegeven.
weergegeven.
weergegeven.
O
S
of
tussen de foutmeldingen worden gescha-
Endress+Hauser