Kalibratie
20
Wanneer u compensatie-elektroden gebruikt, is instelling van een handmatige offset niet
nodig.
• Gebruik de kaliumelektrode voor compensatie:
Voor concentraties > 40 mg/l (> 40 ppm) met tegelijkertijd fluctuerende waarden van
± 20 mg/l (± 20 ppm)
• Gebruik de chloride-elektrode voor compensatie:
Voor concentraties > 500 mg/l (> 500 ppm) met tegelijkertijd fluctuerende waarden van
± 100 mg/l (± 100 ppm)
7.6.5
Handmatige offset
Constante systematische meetfouten, die optreden over het gehele concentratiebereik,
kunnen worden gecorrigeerd door instelling van een passende handmatige offset. De
ingestelde offset wordt bij de meetwaarde opgeteld. Voor het corrigeren van de meetfout,
moet een passende waarde (vaak binnen het bereik van - 0,2 tot 2 mg/l (- 0,2 tot 2 ppm)
voor gemeentelijk afvalwater) worden ingesteld als handmatige offset voor de specifieke
ionenselectieve elektrode.
Gebruik van de offset voor kalium- of chloridewaarden die niet variëren.
Bij het bepalen van ammonium, moet een handmatige offset van -1 mg/l NH
NH
-N) worden ingesteld per 20 mg/l (20 ppm) kalium voor complete compensatie. Bij
4
het bepalen van nitraat, moet de handmatige offset - 1 mg/l NO
200 mg/l (200 ppm) chloride zijn. Het is normaal gesproken niet nodig een handmatige
offset in te stellen bij gebruik van ionenselectieve elektroden voor kalium en chloride,
omdat de invloed van interferentie-ionen op de meetwaarde voor kalium of chloride te
klein is.. De offset-waarde kan nul blijven.
7.7
Controle van de kalibratie
1. Neem een 3 liter (0.79 US gal.) monster uit het effluent van de
afvalwaterzuiveringsinstallatie en houd een emmer drinkwater gereed.
2. Breng exact 2 liter (0.53 US gal.) van het monster in een geschikte container en
dompel de sensor in het monster. Waarborg voldoende menging in de oplossing
(gebruik een magnetische roerder of beweeg de sensor rustig met de hand).
Na een paar minuten moet de meetwaarde overeenkomen met de
referentiemeetwaarde (laboratoriumwaarde) binnen de normale tolerantie voor
meetwaardefluctuaties.
3. Laat een beetje monster analyseren in het laboratorium voor de te kalibreren
parameter.
4. Verhoog geleidelijk de concentratie van het te meten ion in het monter door
toevoegen van specifieke volumes standaardoplossing, bij voorkeur met een
microliterpipet, en registreer de stabiele meetwaarde voor elke situatie na 5 tot 10
minuten.
De verhoging van de meetwaarde moet voldoen aan de verwachting. De
verhoging van de concentratie wordt berekend met de volgende formule:
concentratieverhoging = volume toegevoegd x standaardconcentratie x molaire
massa van de parameter / (aanwezige volume + totaal toegevoegde volume).
5. Dompel de sensor in een emmer drinkwater en controleer de concentratie en de ruwe
waarden.
Normaal gesproken liggen de waarden voor ammonium dicht bij 0 mg/l voor
ruwe waarden van -170 mV of minder. Met 3 mg/l nitraat, moet een ruwe
waarde van tenminste +150 mV of hoger worden bereikt.
Voorbeeld
In vijf afzonderlijke stappen wordt 0,5 ml 1M ammoniumnitraat standaardoplossing
toegevoegd aan 2 liter monsteroplossing. De molaire massa van NH
ISEmax CAS40D
-N (-1 ppm
4
-N (-1 ppm NO
-N) per
3
3
-N en NO
-N is
4
3
Endress+Hauser