2.3.3 – Sleutelschakelaar KS1 (optional)
Met de tweestanden-sleutelschakelaar KS1 kunt u de deur bedienen zon-
der de radiozender te gebruiken. De schakelaar heeft interne verlichting
zodat hij ook in het donker zichtbaar is.
Aan de draairichting van de sleutel zijn twee opdrachten gekoppeld:
"OPEN" en "STOP"; daarna keert de sleutel met een veer naar de mid-
denstand terug.
Lijst verbruiksartikelen voor KS1
Schroef HI LO 4X9,5
Zelftappende schroef 3,5X25
Nylon plug s 5 c
5
2.3.4 – Waarschuwingslicht met ingebouwde antenne FL1
(optional)
Het waarschuwingslicht wordt door de besturingseenheid aangestuurd
en signaleert een gevaarlijke situatie wanneer de deur in beweging is. Bin-
nenin het licht bevindt zich ook de antenne voor de radio-ontvanger.
Lijst verbruiksartikelen voor FL1
Zelftappende schroef 4,2X32
Nylon plug s 6 c
STAP 3
De installatie moet door beroepsbekwaam en deskundig perso-
neel uitgevoerd worden waarbij alle aanwijzingen van hoofdstuk 1
"AANBEVELINGEN" volledig in acht genomen moeten worden.
3.1 – CONTROLES VOORAF
GD1, GD5 en GD10 kunnen geen deur aandrijven die niet al goed en
veilig functioneert of defecten verhelpen die het gevolg zijn van een
verkeerd uitgevoerde installatie van de deur of slecht onderhoud
daaraan.
LET OP: een onjuist uitgevoerde installatie kan ernstige schade ver-
oorzaken.
Alvorens tot installatie over te gaan dient u de volgende punten in
acht te nemen:
• Controleer of de naar buiten draaiende deur geen obstakel op de
openbare weg (ook het trottoir) vormt.
• Verwijder overtollige kabels of kettingen en schakel alle apparatuur
uit die niet noodzakelijk is nadat de motor geïnstalleerd is.
• Controleer of gewicht en afmetingen van de deur binnen de
TABEL 5
Aantal
2 Stks.
4 Stks.
4 Stks.
TABEL 6
Aantal
4 Stks.
4 Stks.
6
2.3.5 – Radiozender TX4
Dankzij de radiozender kunt u de deur op afstand openen en sluiten. De
zender heeft 4 toetsen die voor de 4 soorten aansturingen van één en
dezelfde automatisering of voor de aansturing van maximaal 4 verschillen-
de automatiseringen gebruikt kunnen worden.
Het ledlampje [A] bevestigt dat een opdracht doorgezonden is. De zender
kan via een oogje [B] aan een sleutelhanger bevestigd worden.
7
A
INSTALLATIE
gebruiksgrenzen vallen (Hfdst. 3.1.1). Is dat niet niet het geval, dan
kan GD niet gebruikt worden.
• Controleer of de structuur van de deur geschikt is om conform de
van kracht zijnde voorschriften geautomatiseerd te worden.
• Controleer of er op de loop van de deur, zowel bij sluiting als ope-
ning, punten met een grotere wrijving zijn.
• Controleer de stevigte van de mechanische structuur van de deur
en vergewis u ervan dat de deur niet uit zijn geleiderails kan lopen.
• Controleer of de deur goed uitgebalanceerd is, d.w.z. de deur mag
niet in beweging komen wanneer de manoeuvre op een willekeurige
stand onderbroken wordt.
• Controleer of de plaats van bevestiging voor de reductiemotor
groot genoeg is en of die plaats gemakkelijk en veilig toegankelijk is
om de deur te ontgrendelen.
• Controleer of de punten van bevestiging van de diverse inrichtin-
gen zo gekozen zijn dat er niet tegen aan gestoten kan worden en of
de bevestigingsvlakken stevig genoeg zijn.
• Controleer of de bevestigingsvlakken van de fotocellen goed vlak
zijn waardoor een goede uitlijning tussen TX en RX mogelijk wordt.
• Let bij het kiezen van de bevestigingsmethode van de geleiderail-
B
7