STAP 5
In de volgende hoofdstukken wordt behandeld hoe GD0 aan de persoon-
lijke behoeften van de gebruiker aangepast kan worden.
5.1 – GEAVANCEERDE INSTELLINGEN
5.1.1 – Instelling van parameters via een radiozender
Via een radiozender kunt u sommige bedrijfsparameters van de bestu-
ringseenheid instellen: er zijn vier parameters die elk vier verschillende
Parameter
Nr.
1.
2.
Pauzetijd
3.
4.
1.
2.
Gedeeltelijke
opening
3.
4.
1.
2.
Motorvermogen
3.
4.
1.
2.
Functie "OPEN"
3.
4.
(*)
Oorspronkelijke fabriekswaarde
De parameterinstelling kan met een willekeurige radiozender uitgevoerd
worden, als deze maar evenals de meegeleverde radiozenders in modus
1 opgeslagen is.
Indien er geen in modus 1 opgeslagen zender beschikbaar is, kan er één
alleen voor deze fase opgeslagen worden die dan meteen daarna gean-
nuleerd wordt (zie paragraaf 5.4.1 "Geheugenopslag in modus1" en para-
graaf 5.4.4 "Annuleren van een radiozender").
LET OP: bij het instellen via een zender moet de besturingseenheid de tijd
krijgen de opdracht via radio te herkennen. In de praktijk moeten de toet-
sen langzaam ingedrukt en weer losgelaten worden: tenminste één
seconde indrukken, één seconde loslaten enzovoorts.
1 Druk de toetsen T1 en T2 van de radiozender tegelijkertijd in en houd
die tenminste 5 s ingedrukt.
80
2 Laat de twee toetsen weer los.
3 Verricht binnen 3 seconden de in tabel 9 voorgeschreven handeling in
functie van de te wijzigen parameter.
Voorbeeld: om de pauzetijd op 40 s in te stellen
20
NADERE DETAILS
Waarde
10s
20s (*)
40s
80s
Deuropening op een kwart
Deuropening op de helft (*)
Deuropening op driekwart
Totale opening van de deur
laag
midden-laag (*)
midden-hoog
Hoog
"Open"-"Stop"-"Sluit"-"Stop"
"Open"-"Stop"-"Sluit"-"Open" (*)
"Open"-"Sluit"-"Open"-"Sluit"
"Open"-"Open"-"Open" (alleen open)
T1
T2
waarden kunnen hebben:
1) Pauzetijd: tijd waarin de deur open blijft staan (in geval van automati-
sche sluiting).
2) Gedeeltelijke opening: modus voor gedeeltelijke opening van de deur.
3) Motorvermogen: maximaal vermogen; hierboven constateert de bestu-
ringseenheid dat er een obstakel aanwezig is en laat de deur terugkeren.
4) Functie "OPEN": serie bewegingen gekoppeld aan alle opdrachten
"OPEN".Gedeeltelijke opening: modus voor gedeeltelijke opening van de
deur.
TABEL 9
Handeling: uit te voeren op punt 3 van de instellingsfase
Druk 1 keer op toets T1
Druk 2 keer op toets T1
Druk 3 keer op toets T1
Druk 4 keer op toets T1
Druk 1 keer op toets T2
Druk 2 keer op toets T2
Druk 3 keer op toets T2
Druk 4 keer op toets T2
Druk 1 keer op toets T3
Druk 2 keer op toets T3
Druk 3 keer op toets T3
Druk 4 keer op toets T3
Druk 1 keer op toets T4
Druk 2 keer op toets T4
Druk 3 keer op toets T4
Druk 4 keer op toets T4
1°
Druk op de toetsen T1 en T2 en houd die tenminste 5s ingedrukt
2°
Laat T1 en T2 weer los
3°
Druk 3 keer op toets T1
Alle parameters kunnen zonder enige contra-indicatie naar wens ingesteld
worden. Alleen de instelling "motorvermogen" vereist bijzondere aandacht:
• Stel geen hoog motorvermogen in om te compenseren dat de deur
punten met een abnormale wrijving heeft. Een te hoog vermogen kan de
werking van het veiligheidssysteem in gevaar brengen of de deur bescha-
digen.
• Indien aansturing van het "motorvermogen" gebruikt wordt als hulpmid-
del voor het systeem om de stootkracht te verminderen, moet na iedere
instelling dit vermogen opnieuw gemeten worden, zoals dat in de norm
EN 12445 voorgeschreven is.
• Weersomstandigheden kunnen van invloed zijn op de beweging van de
deur. Het kan nodig zijn periodiek de instelling bij te stellen.
5.1.2 – Controle van de instellingen via een radiozender
Wanneer een radiozender in modus 1 is opgeslagen, kunt u op elk
gewenst moment de ingestelde waarden van alle parameters verifiëren;
hiervoor gaat u als volgt te werk:
1 Druk de toetsen T1 en T2 van de radiozender tegelijkertijd in en houd
die tenminste 5 s ingedrukt.
2 Laat de twee toetsen weer los.
3 Verricht binnen 3 seconden de in Tabel 9 voorgeschreven handeling op
basis van de te verifiëren parameter.
4 Laat de toets weer los wanneer het waarschuwingslicht begint te knipperen.
5 Tel hoeveel keer dat knippert en controleer op basis van het aantal knip-
peringen de hiermee overeenkomende waarde van Tabel 8.
Voorbeeld: Wanneer het waarschuwingslicht drie keer knippert nadat u
eerst 5 s T1 en T2 ingedrukt hebt gehouden en vervolgens op toets T1 hebt
gedrukt, is de pauzetijd op 40s geprogrammeerd.