9. PROBLEEMOPLOSSING
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken
Veiligheid.
9.1 Wat moet u doen als ...
Probleem
U kunt de kookplaat niet in‐
schakelen of bedienen.
U kunt de maximale warmte‐
stand niet instellen voor één
van de kookzones.
U kunt een van de kookzo‐
nes niet activeren.
Er klinkt een geluidssignaal
en de kookplaat wordt uitge‐
schakeld.
Er klinkt een geluidssignaal
als de kookplaat wordt uitge‐
schakeld.
De kookplaat schakelt uit.
Mogelijke oorzaak
De kookplaat is niet aange‐
sloten op een stopcontact of
is niet goed geïnstalleerd.
De zekering is doorgesla‐
gen.
Stel gedurende 50 seconden
geen kookstand in.
U hebt 2 of meer sensorvel‐
den tegelijk aangeraakt.
Pauzeer is in werking.
Er ligt water of er zitten vet‐
spatten op het bedienings‐
paneel.
De andere zones verbruiken
het maximaal beschikbare
vermogen.
Uw kookplaat werkt correct.
U hebt een of meer tiptoet‐
sen afgedekt.
U hebt iets op sensorveld
gezet.
NEDERLANDS
Oplossing
Controleer of de kookplaat
goed is aangesloten op het
lichtnet. Raadpleeg het aan‐
sluitdiagram.
Ga na of de zekering de oor‐
zaak van de storing is. Als
de zekeringen keer op keer
doorslaan, neemt u contact
op met een erkende installa‐
teur.
Schakel de kookplaat op‐
nieuw in en stel de kook‐
stand binnen 50 seconden
in.
Raak slechts één tiptoets te‐
gelijk aan.
Raadpleeg "Dagelijks ge‐
bruik".
Reinig het bedieningspa‐
neel.
Verlaag de warmtestand van
de andere kookzones die op
dezelfde fase zijn aangeslo‐
ten.
Zie "Energiebeheer".
Verwijder het voorwerp van
de tiptoetsen.
Verwijder het object van het
sensorveld.
21