Hoofdstuk 5 - Opslag
Accu-opslag
Altijd wanneer de accu voor langere duur opgeslagen wordt, moet u ervoor zorgen dat de cellen met water gevuld zijn en
dat de accu helemaal geladen en in goede staat is. Hij moet schoon zijn en mag niet lekken. Volg de instructies van de
accufabrikant voor opslag.
Opnieuw vaarklaar maken
NB: Afvoer van propyleenglycol-antivries in het milieu kan door de wet verboden zijn. Vang de propyleenglycol-antivries op
en voer deze af volgens de plaatselijke en landelijke wet- en regelgeving.
1.
Raadpleeg voor motoren die gereedgemaakt zijn voor langdurige stalling een erkende Mercury Diesel
reparatiewerkplaats en laat deze de zeewaterpompwaaier installeren als deze is verwijderd voor opslag.
2.
Tap bij motoren die zijn gereedgemaakt voor opslag bij koud weer (vorst), seizoensopslag of langdurige stalling de
propyleenglycol-antivries af in een geschikte bak. Zie Zeewatersysteem doorspoelen en aftappen. Voer
propyleenglycol-antivries af volgens de plaatselijke en landelijke wet- en regelgeving voor het milieu.
3.
Controleer of alle koelsysteemslangen in goede staat verkeren en goed zijn aangesloten en of de slangklemmen goed
vastzitten. Controleer of alle aftapkleppen en -pluggen geïnstalleerd en goed vastgezet zijn.
4.
Inspecteer alle aandrijfriemen.
5.
Verricht alle smeer- en onderhoudswerkzaamheden volgens het gedeelte Jaarlijks in Onderhoudsschema's, met
uitzondering van de werkzaamheden die bij het gereedmaken voor stalling reeds verricht zijn.
6.
Vul de brandstoftanks met verse diesel. Geen oude brandstof gebruiken. Inspecteer de brandstofleidingen en
controleer de verbindingen op eventuele lekkage.
7.
Vervang het/de waterscheidende brandstoffilter(s) (sommige motoren hebben er meer dan één).
Als de accukabels in de verkeerde volgorde worden losgekoppeld of aangesloten, kan dat leiden tot letsel door een
elektrische schok of schade toebrengen aan het elektrisch systeem. Koppel de negatieve (–) accukabel altijd als eerste
los en sluit hem als laatste aan.
8.
Installeer een geheel geladen accu. Maak de klemmen van de accukabels en de accupolen schoon. Sluit de kabels
weer aan (zie LET OP hierboven). Zet elke kabelklem bij het aansluiten stevig vast. Breng op alle polen een laagje
anticorrosiespray voor accupolen aan om de corrosie te helpen vertragen.
9.
Voer alle controles uit in de kolom "Vóór het starten" van het Bedieningsschema. Zie het hoofdstuk Op het water .
Als er onvoldoende koelwater is, raken de motor, de waterpomp en andere onderdelen oververhit en lopen ze schade
op. Zorg tijdens gebruik voor voldoende watertoevoer naar de waterinlaten.
10. Voer koelwater toe aan de waterinlaatopeningen.
11. Start de motor en kijk aandachtig naar alle instrumenten. Overtuig u ervan dat alle systemen goed werken.
12. Controleer de motor zorgvuldig op lekkage van brandstof, olie, vloeistof, water en uitlaatgassen.
13. Controleer het stuursysteem en de schakel- en gasbediening op een juiste werking.
Bladzijde 58
OPGELET
!
KENNISGEVING
90-8M0115855
DECEMBER 2015
nld