Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Starten Van Een Koude Motor (Binnenboordmotor); De Motor Opwarmen; Starten Van Een Warme Motor - Mercury Marine TDI 3.0L Handleiding

Diesel binnenboordmodellen
Inhoudsopgave

Advertenties

Hoofdstuk 2 - Op het water

Starten van een koude motor (binnenboordmotor)

BELANGRIJK: Controleer altijd de vloeistofpeilen voordat u de motor start. Zie Onderhoud.
1.
Schakel de ventilator van het motorruim in en laat hem vijf minuten draaien. Of open het motorluik om het ruim te
ontluchten voordat u de motor start.
2.
Zet de bedieningshendel op neutraal.
NB: De brandstoftoevoerpomp heeft een voorvulhendel die u kunt gebruiken om het brandstoffilter of het
brandstofsysteem te vullen. U kunt de voorvulhendel van de brandstoftoevoerpomp herhaaldelijk op en neer bewegen
als de handpomp en de voorvulplunjer op de brandstoffilterhouder niet gebruikt worden om het systeem te vullen.
3.
Als de motor enige tijd niet gelopen heeft en niet meteen start met de standaard startprocedure, gebruikt u de
handpomp/voorvulplunjer op de brandstoffilterhouder. Beweeg de voorvulplunjer (of de voorvulhendel op de
brandstoftoevoerknop) vier of vijf keer op en neer. Probeer de motor te starten met de normale procedure.
4.
Draai de contactsleutel naar de stand AAN. Kijk naar het controlelampje voor de gloeibougies, indien aanwezig. Als de
cilindertemperatuur hoog genoeg is om de verbranding op gang te houden, gaat het controlelampje uit en kan de
motor gestart worden.
Inschakelen van de startmotor terwijl de motor draait kan de startmotor of het vliegwiel beschadigen. Gebruik de
startmotor niet langer dan 15 seconden achter elkaar. Schakel de startmotor niet in terwijl de motor draait.
5.
Draai de contactsleutel naar START. Laat de sleutel los en laat de schakelaar terugkomen naar de stand RUN zodra
de motor start.
BELANGRIJK: Binnen enkele seconden nadat de motor is gestart, moet de oliedruk boven 10 psi (69 kPa) zijn
gestegen. Als de oliedruk niet aan deze minimumlimieten voldoet, zet u de motor af, bepaalt u de oorzaak van het
probleem en verhelpt u dit. Raadpleeg uw erkende Mercury Diesel reparatiewerkplaats als u de oorzaak van het
probleem niet kunt vinden.
6.
Controleer of het controlelampje van het laadsysteem en het waarschuwingslampje van de oliedruk uit zijn.
7.
Controleer of alle instrumenten naar behoren werken en normale waarden aangeven.

De motor opwarmen

1.
Controleer de werking van de instrumenten nadat u de motor hebt gestart.
2.
Laat de motor met 1000 tot 1200 omw/min lopen totdat de motortemperatuur binnen het normale bedrijfsbereik is
gekomen. Het is zeer belangrijk dat een motor warmloopt voordat hij volledig wordt belast. Tijdens het warmlopen
wordt een laagje olie tussen de bewegende onderdelen aangebracht.
De motorslijtage die wordt veroorzaakt door verhoogde frictie en een beperkte oliestroming is het ernstigste wanneer de
motor koud is. Verminder slijtage van de motor door te wachten totdat de motorkoelvloeistof op bedrijfstemperatuur is
gekomen voordat u hard gas geeft of met volgas vaart.
3.
Nadat de motor op bedrijfstemperatuur is gekomen:
a.
De oliedruk moet binnen het vermelde bereik vallen. Zie Technische gegevens – Motorspecificaties. Zet de motor
af als de oliedruk niet binnen het gespecificeerde bereik valt.
b.
Controleer het brandstofsysteem op lekkage van de injectiepomp, de brandstofbuizen, het brandstoffilter en de
brandstofleidingen.
c.
Controleer de motor en het aandrijfsysteem op olielekkage. Controleer met name het oliefilter, de olieleidingen,
de olieleidingverbindingen en het carter.
d.
Controleer op koelvloeistoflekken. Controleer de koelvloeistofslangen en verbindingsleidingen van de
warmtewisselaar, de vloeistofkoelers, de nakoeler, de waterpomp en de aftapfittingen op eventuele lekkage.
4.
Verhelp eventuele problemen of neem contact op met uw erkende Mercury Diesel reparatiewerkplaats als u de
oorzaak van het probleem niet kunt vaststellen.

Starten van een warme motor

1.
Laat de motorruimventilator vijf minuten draaien of open het motorluik om de motorruimte te ventileren voordat u
probeert om de motor te starten.
2.
Zet de afstandsbedieningshendel op neutraal.
3.
Draai de contactsleutel naar de stand AAN.
4.
Draai de contactsleutel naar START en laat hem los zodra de motor start. Controleer of het controlelampje van het
laadsysteem en het waarschuwingslampje van de oliedruk uit zijn.
5.
Controleer of alle instrumenten goed werken en normale waarden aangeven.
Bladzijde 18
KENNISGEVING
KENNISGEVING
90-8M0115855
DECEMBER 2015
nld

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave