tractiepedaal in, enz.) en controleer of de status
van de schakelaar verandert. Herhaal deze
procedure bij elke schakelaar die met de hand
van de open in de gesloten stand kan worden
gezet.
5.
Als de schakelaar wordt gesloten zonder dat de
bijbehorende indicator verandert, moet u alle
kabels en aansluitingen naar de schakelaar
controleren en/of de schakelaar doormeten met
een weerstandsmeter. Vervang beschadigde
schakelaars en repareer kapotte kabels.
Opmerking:
Het InfoCenter kan ook nagaan welke
solenoïdes of relais van de outputs zijn ingeschakeld.
Dit is een snelle manier om vast stellen of het om een
storing in het elektrische of het hydraulische systeem
van de machine gaat.
Controle van de outputfunctie
1.
Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat
de maaidekken neer, zet de motor af en stel de
parkeerrem in werking.
2.
Draai het contactsleuteltje op A
machine.
3.
Zoek de juiste outputfunctie in het diagnostisch
systeem van het InfoCenter.
4.
Neem plaats op de stoel en probeer de
gewenste functie van de machine. Als de status
van de juiste outputs verandert, duidt dit erop
dat de ECM die functie inschakelt.
Opmerking:
Als de juiste outputs niet branden,
moet u controleren of de vereiste inputschakelaars
in de stand zijn gezet die nodig is om deze functie
in te schakelen. Controleer of de schakelaar correct
functioneert.
Als de outputdisplays branden zoals is gespecificeerd,
maar de machine niet naar behoren werkt, duidt dit
op een defect dat niet van elektrische aard is. Indien
nodig repareren.
Veiligheid na het werk
•
Verwijder gras en vuil van de maai-eenheden,
de geluiddempers en het motorcompartiment
om brand te voorkomen. Veeg gemorste olie en
brandstof op.
•
Als de maai-eenheden in de transportstand
staan, breng dan een positieve mechanische
vergrendeling aan (indien voorhanden) voordat u
de machine onbeheerd achterlaat.
•
Laat de motor afkoelen voordat u de machine in
een afgesloten ruimte stalt.
•
Zorg ervoor dat de brandstofafsluitklep is gesloten
voordat u de machine stalt of transporteert.
•
•
•
De machine transporteren
•
•
De bevestigingspunten
zoeken
•
en start de
AN
1. Voorste bevestigingspunt
•
35
Stal de machine of het brandstofvat nooit in de
buurt van een open vuur, vonken of een waakvlam
zoals die van een boiler of een ander apparaat.
Zorg ervoor dat alle onderdelen van de
machine in goede staat verkeren en alle
bevestigingselementen stevig vastzitten, in het
bijzonder de bevestigingen van maaimessen.
Vervang versleten of beschadigde stickers.
Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij
het laden van de machine op een aanhanger of
vrachtwagen.
Maak de machine stevig vast.
Voor – de opening in het rechthoekige blok,
onder de asbuis, aan de binnenzijde van beide
voorwielen
(Figuur
39)
Figuur 39
Achter – Beide zijden van het achterframe van de
machine
(Figuur
40)
g031851