3
Kadreer het beeld.
• Beweeg de zoomknop om de positie van
het zoomobjectief te veranderen (A17).
4
Druk de ontspanknop half in.
• Zodra het onderwerp scherp is,
wordt het scherpstelveld of de
scherpstelaanduiding groen
weergegeven.
• Als u digitale zoom gebruikt, stelt de
camera scherp in het midden van het
kader; het scherpstelveld wordt niet
weergegeven.
• Als het scherpstelveld of de
scherpstelaanduiding knippert, kan
de camera niet scherpstellen. Pas de
compositie aan en probeer de
ontspanknop opnieuw half in te
drukken.
5
Druk de ontspanknop verder in
zonder uw vinger van de knop te
halen.
14
Uitzoomen
Inzoomen
1/250
1/250
F3.7
F3.7