4
Selecteer op het tabblad Afdrukindeling de optie Spiegelen als u de afbeelding wilt spiegelen met de software.
Selecteer Normaal als u een programma gebruikt waarmee de afbeelding automatisch wordt gespiegeld.
5
Klik op OK om alle geopende dialoogvensters van de printersoftware te sluiten.
6
Druk de opstrijktransfers af.
Opmerking: duw de opstrijktransfers niet te ver in de printer.
Transparanten afdrukken
1
Plaats maximaal 50 transparanten in de printer.
2
Open het gewenste bestand en klik op Bestand
3
Klik op OK of Afdrukken.
Opmerking: Verwijder de afzonderlijke transparanten zodra ze uit de printer komen en laat de transparanten drogen
voordat u ze op elkaar legt. Hiermee voorkomt u vlekken op de transparanten. De transparanten moeten ongeveer
15 minuten drogen.
Banners afdrukken
1
Open het gewenste bestand en klik op Bestand
2
Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
3
Selecteer Banner in het gedeelte Afdrukindeling.
Opmerking: stel deze instelling weer in op Normaal als u de banner hebt afgedrukt.
4
Selecteer Letter (banner) of A4 (banner) in het dialoogvenster Formaat bannerpapier om te voorkomen dat
het bannerpapier vastloopt.
5
Selecteer de afdrukstand Liggend op het tabblad Papierinstellingen.
6
Klik op OK.
7
Klik op OK of Afdrukken.
Printerinstellingen wijzigen
Afdrukinstellingen opslaan en verwijderen
1
Open het gewenste bestand en klik op Bestand
2
Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
3
Klik op de tab Kwaliteit/exemplaren.
4
Breng de gewenste wijzigingen aan in de gedeelten voor kwaliteit/snelheid, papiersoort en meerdere
exemplaren.
5
Selecteer De huidige instellingen opslaan in de vervolgkeuzelijst Instellingen opslaan.
6
Klik op het keuzerondje naast het cijfer van de locatie waar u de instellingen wilt opslaan en typ een naam voor
de instellingen in het geselecteerde vak.
Opmerking: de eerste locatie met de standaardfabrieksinstellingen kunt u niet wijzigen of verwijderen.
7
Klik op Opslaan.
Druk af.
Druk af.
Afdrukken.
40