Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Verklarende Woordenlijst Voor Netwerken - Lexmark 1500 Series Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor 1500 Series:
Inhoudsopgave

Advertenties

Verklarende woordenlijst voor netwerken

ad-hocmodus
ad-hocnetwerk
AutoIP-adres
beveiligingssleutel
BSS (Basic Service Set)
DHCP (Dynamic Host Configuration
Protocol)
DHCP IP-adres
DHCP-server
draadloos toegangspunt
draadloze router
Filteren op MAC-adres
infrastructuurmodus
installatiekabel
interne, draadloze afdrukserver
IP-adres (Internet Protocol)
ipconfig
kanaal
MAC-adres (Media Access Control)
netwerkadapter/-kaart
netwerkhub
netwerknaam
persoonlijke naam van een printer
ping
Een instelling voor een draadloos apparaat waarmee het rechtstreeks kan
communiceren met andere draadloze apparaten zonder een toegangspunt of router.
Een draadloos netwerk dat geen toegangspunt gebruikt.
Een IP-adres dat automatisch wordt toegewezen door een netwerkapparaat. Als het
apparaat is ingesteld op DHCP, maar er geen DHCP-server beschikbaar is, kan er een
AutoIP-adres worden toegewezen door het apparaat.
Een wachtwoord, zoals een WEP-sleutel of een WPA-wachtwoord, waarmee een
netwerk wordt beveiligd.
BSS beschrijft het type draadloos netwerk dat u gebruikt. Er zijn twee BSS-typen:
infrastructuurnetwerk of ad-hocnetwerk.
Een taal die wordt gebruikt door DHCP-servers.
Een IP-adres dat automatisch wordt toegewezen door een DHCP-server.
Een computer of router die een uniek IP-adres toewijst aan elk apparaat op het netwerk.
Unieke adressen voorkomen conflicten.
Een apparaat dat draadloze apparaten verbindt om een draadloos netwerk te maken.
Een router die ook dient als draadloos toegangspunt.
Een methode waarmee u de toegang tot u draadloze netwerk kunt beperken door op te
geven welke MAC-adressen op het netwerk mogen communiceren op het netwerk. Deze
instelling kan worden opgegeven op draadloze routers of toegangspunten.
Een instelling voor een draadloos apparaat waardoor het rechtstreeks kan
communiceren met andere draadloze apparaten via een toegangspunt of een router.
Hiermee kunt u de printer tijdelijk op de computer aansluiten voor bepaalde
installatiemethoden.
Een apparaat waarmee computers en computers met elkaar kunnen communiceren via
een netwerk zonder kabels.
Het netwerkadres van een computer of printer. Elk apparaat op het netwerk heeft een
eigen netwerkadres. De adressen kunnen handmatig worden toegewezen (statisch IP-
adres), automatisch door de DHCP-server (DHCP IP-adres) of automatisch door het
apparaat (AutoIP-adres).
Een opdracht die het IP-adres en andere netwerkgegevens van een Windows-computer
weergeeft.
Een specifieke radiofrequentie die door twee of meer draadloze apparaten wordt
gebruikt om te communiceren. Alle apparaten op het netwerk moeten hetzelfde kanaal
gebruiken.
Een hardware-adres dat een unieke aanduiding is voor elk apparaat op een netwerk.
Het MAC-adres is meestal afgedrukt op het apparaat.
Een apparaat waarmee computers of printers met elkaar kunnen communiceren via een
netwerk.
Een apparaat waarmee meerdere apparaten met elkaar verbonden kunnen worden op
een bedraad netwerk.
Zie "SSID (Service Set Identifier)" op pagina 122
De naam die u hebt toegewezen aan de printer zodat u en anderen deze kunnen
herkennen op het netwerk.
Een test waarmee u kunt bepalen of uw computer kan communiceren met een ander
apparaat.
121

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave