12.1.3 Isolatie- en aftapventielen
In het vloeistofpad moeten isolatie- en aftapventielen worden geïnstalleerd. Dit is nodig voor de volgende
redenen:
Voor de vervangingsprocedure van de pompkop moet het vloeistofpad worden geïsoleerd en moeten
l
delen ervan worden afgetapt voordat ze worden afgekoppeld.
Voor andere procedures moet de pomp uit bedrijf worden genomen, bijvoorbeeld als gevolg van een
l
storing. Hiervoor moeten delen van het vloeistofpad geïsoleerd en afgetapt worden.
Voorkom onbedoelde stroming als de pomp wordt gestopt en in een van de volgende gevallen:
l
Lekkage van de pompkop of het vloeistofpad
l
Pompkop of vloeistofpad defecten
l
Slijtage van pompkop componenten
l
Ventielen moeten geopend worden voordat de pomp wordt gebruikt, en gesloten nadat de pomp is gestopt.
Monteer geen ventiel of afvoerpoort op de pompkop.
12.1.4 Inlaat en afvoer leidingwerk
Aanvoer
en
afvoer
leidingen moeten:
Zo kort mogelijk zijn
l
Zo direct mogelijk zijn
l
De rechtste route volgen
l
Bochten met een grote radius gebruiken
l
Met de grootste diameter slang die bij uw proces past.
12.1.5 Trillen van leidingen
Er moet een Leiding trilling- en integriteitscontrole (piping vibration audit) worden uitgevoerd op de qdos
pompinstallatie .
12 INSTALLATIE: DEEL 3 (VLOEISTOFPAD)
66