1. R-pennen
•
Om slijtage van de aandrijfketting (indien aanwezig) van
de tractie-eenheid te verminderen, spant u de ketting aan
zodat er slechts 5 cm speling is op de bovenste spanne
(raadpleeg de instructies in de Gebruikershandleiding van
uw tractie-eenheid).
•
Verwijder vuil, takken en stenen uit het werkgebied
voordat u gaat ploegen om beschadiging van de
apparatuur te voorkomen.
•
Start het ploegen altijd met een zo laag mogelijke
rijsnelheid. Drijf de snelheid op als de omstandigheden
dit toelaten, maar laat de banden of rupsbanden niet
doorslippen. Als u de (rups)banden laat doorslippen,
beschadigt u het gras en belast u de tractie-eenheid.
•
Zet de gashendel altijd volledig open (maximaal
motortoerental) als u ploegt.
•
Ploeg altijd achteruit (in de achteruit-versnelling)
•
Als uw tractie-eenheid over een snelheidsregelaar en een
stroomverdeler beschikt, zet de snelheidsregelaar dan op
traag (schildpad) en de stroomverdeler op de 10-uurstand.
•
Vermijd scherpe bochten tijdens het ploegen om de
productiviteit te verhogen en verstoring van de bodem
te beperken.
•
Als uw tractie-eenheid uitgerust is met landbouwbanden
of Sitework Systems-banden, monteer de linkerbanden
dan rechts en de rechterbanden links.
Opmerking: Zo zorgt u ervoor dat het profiel naar
achteren wijst en optimaliseert u de tractie tijdens het
gebruik van de trilploeg.
Figuur 9
g005030
9