Ploegen
1. Steek de lynchpennen in de buitenste gaten van de
veerstangen zodat de ploeg zijdelings kan bewegen
(Figuur
5).
1. Buitenste gat
2. Lynchpen (in binnenste
gat)
VOORZICHTIG
Wanneer u de lynchpen verwijdert, kan de
ploeg naar u of een omstander toe zwaaien, of
de tractie-eenheid onstabiel maken.
Hou de ploeg in de neutraalstand wanneer u
de lynchpennen verplaatst.
2. Verbind het materiaal dat wordt gemonteerd met de
ploeg.
3. Als uw tractie-eenheid een toerentalregelaar heeft, zet
deze dan op traag (schildpad).
4. Start de motor.
5. Kantel de werktuigplaat volledig naar achteren zodat
de bovenkant van de ploeg parallel is met de grond
(Figuur
7).
6. Laat de ploeg zakken zodat deze op de grond rust.
Belangrijk: Zorg dat de ploeg altijd op of in de
grond rust wanneer u de hulphydrauliekhendel
inschakelt. Anders gaat de tractie-eenheid
overmatig trillen en kan schade ontstaan.
Opmerking: Voorafgaand aan het werk een gat
graven om de schuif in te laten zakken, vermindert de
kans op verbuiging van de schuif.
7. Trek de hulphydrauliekhendel naar de
bestuurdershendel om te beginnen ploegen.
8. Laat de ploeg langzaam naar de gewenste diepte in de
grond zakken terwijl u de tractie-eenheid achteruitrijdt.
9. Als u klaar bent, laat u de hulphydrauliekhendel los om
te stoppen met ploegen.
Figuur 5
3. Veerstang
VOORZICHTIG
Als u op een helling ploegt, kan de ploeg naar
beneden zwaaien als u deze uit de grond tilt.
Door het gewicht en de zwaaisnelheid van de
ploeg kan de tractie-eenheid kantelen, waarbij
u en omstanders letsel kunnen oplopen.
Als u op een helling ploegt, til de ploeg dan
langzaam uit de grond, en laat de ploeg
zwaaien met de kogel nog in de grond.
10. Til de ploeg ver genoeg uit de grond om de trekker uit
de grond te trekken.
11. Rij de tractie-eenheid naar achteren om een werklengte
van het materiaal uit te trekken en rij vervolgens een
beetje naar voren om de spanning van de leiding te
g005027
halen.
12. Zet de motor af.
De diepte van de ploeg meten
Normaal ploegt u op de maximale diepte van de schuif. De
ploeg beschikt echter over een meter die u toelaat de ploeg te
tillen en na te gaan hoever u boven de maximale diepte ploegt.
De meter bevindt zich op de linkerzijde van de ploeg wanneer
u naar de tractie-eenheid kijkt. Er loopt een stang van de
meter naar de grond
gaat de indicator op de meter naar beneden. Markeringen
op de meter tonen hoeveel" lager of hoger dan de maximale
diepte u ploegt
(Figuur
meterstand van +2 komt overeen met een diepte van 5,0 cm
onder de grond, en de -3 op de meter is 7,6 cm boven de
grond. Een meterstand van 0 betekent dat de schuif op de
neutrale dieptestand ingesteld staat.
1. Dieptemaat
7
(Figuur
7). Wanneer u de ploeg tilt,
6). De meter gaat van +2 tot -3. Een
Figuur 6
2. Borghendel van meter
g005028