Veelgebruikte opnameopties
De belichting regelen (belichtingscorrectie)
Nadat u op de knop F (F) hebt gedrukt, gebruikt u de subregelaar (P) of HI
om de belichtingscorrectie aan te passen. Kies positieve ("+") waarden om beelden
helderder te maken en negatieve ("–") waarden om beelden donkerder te maken.
De belichting kan worden aangepast met ± 5,0 EV.
4
Negatief (–)
Let op
• Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de standen A, M of SCN.
• Het monitorscherm wijzigt alleen tot ±3,0 EV. Als de belichting ±3,0 EV overschrijdt,
begint de belichtingsbalk te knipperen.
• Films kunnen worden gecorrigeerd in een bereik tot ± 3,0 EV.
De helderheid van beeldonderwerpen en schaduwen wijzigen
Druk op de knop F (F) en op de knop INFO om het
dialoogvenster voor Licht&donker weer te geven. Gebruik
HI om een toonniveau te kiezen. Kies "laag" om
schaduwen donkerder te maken of "hoog" om hoge lichten
helderder te maken.
Belichtingscor-
rectie
46 NL
Geen compensatie (0)
INFO
INFO
0
0
Lage toon
INFO
0
0
Hoge toon
Positief (+)
S-IS S-IS
I S O
200
L
N
0
0
HD
01:02:03
01:02:03
P
250
250 F5.6
2.0
2.0
+
+
1234
1234