Hoofdstuk 12
3.
Controleer of u de juiste printcartridges voor uw product gebruikt. Raadpleeg voor
een lijst met nummers van compatibele printcartridges de gedrukte documentatie bij
het product.
4.
Verwijder de zwarte printcartridge uit de uitsparing rechts.
Druk op de printcartridge om deze te ontgrendelen en trek de cartridge naar u toe uit
de houder.
1 Driekleurenprintcartridge
2 Zwarte printcartridge
5.
Sluit de klep voor de printcartridge.
6.
Controleer of de fout is opgelost.
•
Als de fout is opgelost, is er een probleem met de zwarte printcartridge.
•
Als de fout niet is opgelost, gaat u verder met de volgende stap.
7.
Open de toegangsklep voor de printcartridges en plaats de zwarte printcartridge terug
door deze naar voren te schuiven in de sleuf aan de rechterkant. Duw de
printcartridge naar voren totdat deze vastklikt in de houder.
98
Een probleem oplossen