Scherpstelling en belichting
Zodra de ontspanknop half wordt ingedrukt, worden de scherpstelling en de
belichting (combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde) ingesteld. De
scherpstel- en belichtingsinstellingen blijven geblokkeerd zolang u de
ontspanknop half ingedrukt houdt.
• Als digitale zoom wordt toegepast, stelt de camera scherp op het onderwerp in
het midden van het beeld; het scherpstelveld wordt niet weergegeven. Zodra
dit gezicht scherp is, licht de scherpstelaanduiding groen op.
• Het is mogelijk dat de camera niet kan scherpstellen op bepaalde onderwerpen.
Zie "Autofocus" (A68) voor meer informatie.
• Als de camera het hoofdonderwerp detecteert, stelt
deze daarop scherp (AF met doelopsporing) (A66).
Als het onderwerp is scherpgesteld, lichten de
scherpstelvelden groen op (er kunnen meerdere
velden oplichten).
• De te gebruiken delen voor scherpstellen kunnen worden ingesteld met
AF-veldstand (A62) in het opnamemenu.
• De velden voor het aanpassen van de scherpstelling in de onderwerpstand
verschillen, afhankelijk van de geselecteerde onderwerpstand (A34).
• In de slim portret-stand stelt de camera scherp op het gezicht waarop een
dubbel kader (scherpstelveld) wordt weergegeven.
• In u (speciale effecten) stand,stelt de camera scherp op het midden van
het beeld.
C
Meer informatie
Zie "Scherpstellen op onderwerp" (A66) voor meer informatie.
C
Flitser
• Als het onderwerp onderbelicht is en de flitsstand is ingesteld op
U (automatisch; standaardinstelling), wordt de flitser
automatisch geactiveerd wanneer u de ontspanknop half indrukt.
De flitser treedt in werking als u de ontspanknop volledig indrukt.
Zie "De flitser gebruiken (flitsstanden)" (A50) voor meer
informatie.
• Druk de flitser rustig omlaag tot deze dicht klikt. Druk de flitser
omlaag wanneer u geen foto's maakt.
Stap 4 Scherpstellen en afdrukken
1/250
1/250
1/250
Sluitertijd Diafragma-
F3.4
F3.4
F3.4
waarde
27