Figuur 65
Maai-eenheden met 2 messen
1. Maaimessen evenwijdig
2. Vleugel van het mes
5.
Meet tussen de buitenste snijranden en de
vlakke ondergrond
Opmerking:
Als het verschil tussen de
afstanden groter is dan 5 mm is bijstelling
noodzakelijk; ga verder met de rest van deze
procedure.
6.
Ga naar de linkerkant van de machine.
7.
Draai de borgmoer aan de zijkant los.
8.
Breng de linkerkant van het maaidek omhoog
of omlaag door aan de achterste borgmoer te
draaien
(Figuur
66).
Opmerking:
Draai de achterste borgmoer met
de klok mee om het maaidek hoger te zetten;
draai de achterste borgmoer tegen de klok in om
het maaidek lager te zetten
3. Buitenste snijranden
4. Meet vanaf het uiteinde
van het mes tot het platte
oppervlak hier.
(Figuur 64
en
Figuur
65).
(Figuur
66).
g009682
1. Ophangbeugel
2. Borgmoer aan de zijkant
9.
Controleer de instellingen in de breedterichting
opnieuw; herhaal deze stappen totdat de juiste
metingen worden verkregen.
10.
Ga verder met het horizontaal brengen van het
maaidek door de schuinstand in de lengterichting
te controleren; zie
(lengterichting) instellen (bladz.
Schuinstand van het maaidek
(lengterichting) instellen
Controleer de schuinstand van het maaimes telkens
wanneer u de maaier monteert. Als de voorkant van
het maaidek meer dan 7,9 mm lager staat dan de
achterkant, stelt u de schuinstand als volgt in:
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de
parkeerrem in werking.
2.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
3.
Zet de maaihoogtehendel in de middelste
positie.
Opmerking:
horizontaal staan en pas dit aan als u
de instelling niet hebt gecontroleerd; zie
Gelijkstellen in de breedterichting (bladz.
4.
Draai het/de mes(sen) voorzichtig zodat ze van
voren naar achteren staan
68).
49
Figuur 66
3. Achterste borgmoer
Schuinstand van het maaidek
49).
Controleer of de maaimessen
(Figuur 67
g027588
48).
en
Figuur