44
NE
Belichtingsregeling
Stel de belichting handmatig in onder de volgende
omstandigheden:
• Wanneer het onderwerp tegenbelicht wordt of
wanneer de achtergrond te helder is.
• Wanneer u een onderwerp bij een reflecterende
achtergrond opneemt, bijvoorbeeld bij opnamen op
het strand of in de sneeuw.
• Wanneer de achtergrond te donker is of het
onderwerp te licht.
1
Vervolgens de Spanningsschakelaar op "
terwijl u de vergrendeltoets ingedrukt houdt.
2
Druk MENU/BRIGHT in. Het menuscherm
verschijnt.
3
Verdraai de MENU/BRIGHT keuzeschijf en kies
"
EXPOSURE". Druk de keuzeschijf in.
4
Verdraai de MENU/BRIGHT keuzeschijf, kies
"MANUAL" (handbediening) en druk de keuzeschijf
in. Het menuscherm verdwijnt. De belichtingsindicator
zal verschijnen.
5
Draai de MENU/BRIGHT naar "+" om het beeld
lichter te maken, of naar "–" om het beeld donkerder
te maken. (maximum ±6)
6
Druk op MENU/BRIGHT. De belichting is nu
ingesteld.
Weer instellen van de automatische belichting . . .
..... kies "AUTO" bij stap 4. Of zet de
spanningsschakelaar op "
Om het onderwerp snel lichter te maken . . .
..... kunt u op BACKLIGHT drukken. De aanduiding
wordt getoond en het onderwerp zal lichter
worden gemaakt. Als u nog een keer op dezelfde
toets drukt, zal de aanduiding
zal het onderwerp weer net zo belicht worden als
voorheen.
• Een belichtingscorrectie van +3 heeft hetzelfde
effect als de BACKLIGHT toets.
• Bij gebruik van BACKLIGHT
(tegenlichtcompensatie) is het mogelijk dat het licht
rond het onderwerp te helder wordt en dat het
onderwerp verbleekt.
• Tegenlichtcompensatie is ook mogelijk wanneer de
spanningsschakelaar op "
OPMERKING:
Compensatie voor tegenlicht of spotverlichting (
39) en de functie voor opnamen in de sneeuw ("SNOW",
blz. 39), hebben geen effect wanneer de handmatige
belichtingsregeling is ingeschakeld.
"
".
verdwijnen en
" staat.
blz.
VOOR OPNAME
Diafragmavergrendeling
Gebruik deze functie in de volgende situaties:
• Wanneer u een bewegend onderwerp opneemt.
• Wanneer de afstand tot het onderwerp verandert
(zodat de grootte van het onderwerp in de zoeker of
op de LCD-monitor verandert), bijvoorbeeld
wanneer het onderwerp zich van u vandaan
beweegt.
• Wanneer u een onderwerp bij een reflecterende
achtergrond opneemt, bijvoorbeeld bij opnamen op
het strand of in de sneeuw.
• Wanneer u onderwerpen opneemt die door een spot
worden belicht.
• Bij het zoomen.
Vergrendel het diafragma wanneer het onderwerp
zeer dichtbij is. Het beeld zal niet donkerder worden
wanneer het onderwerp verder van de lens
verplaatst.
Voer de stappe 1 t/m 4 van "Belichtingsregeling"
uit voor u aan de volgende stappen begint.
5
Stel de zoom in zodat het beeld de gehele LCD-
monitor of zoeker vult. Houd MENU/BRIGHT langer
dan 2 seconden ingedrukt. De belichtingsindicator en
"
" zullen verschijnen. Druk de MENU/BRIGHT in.
De aanduiding "
" zal veranderen in "
diafragma zal worden geblokkeerd.
3
3
BACKLIGHT Toets (5)
Weer instellen van het automatische diafragma . . .
..... Verdraai in stap 4 MENU/BRIGHT zodat "AUTO"
wordt getoond en druk op de keuzeschijf. De
belichtings-indicator en "
Spanningsschakelaar naar "
de volautomatische functie te activeren.
Vergrendelen van de belichting en het diafragma . . .
..... Stel na stap 4 van "Belichtingsregeling" de belichting
in door MENU/BRIGHT te verdraaien. Vergrendel
vervolgens het diafragma in stap 5 van
"Diafragmavergrendeling". Voor een automatische
vergrendeling moet u MENU/BRIGHT verdraaien
zodat "AUTO" wordt gekozen en vervolgens in stap 4
op de keuzeschijf drukken. Het diafragma wordt na
ongeveer 2 seconden automatisch ingesteld.
Diafragma
Net als de pupillen van uw ogen, zal de diafragma-
opening kleiner worden als er veel licht is, zodat er niet
teveel licht binnen kan vallen, en zal de diafragma-
opening groter worden als het donkerder is om meer licht
binnen te laten.
(vervolg)
" en het
Diafragmavergrendel-
indicator
MENU/BRIGHT
keuzeschijf
Spanningsschakelaar
" doven. U kunt ook de
" drukken om weer