Figuur 49
1. Sporingsknop
2. Hydraulische tank
3. Hydraulische pompen
De bandenspanning
controleren
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maan-
delijks (houd hierbij de kortste
periode aan)
De juiste bandenspanning voor de achterbanden is
0,9 bar. Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot
onregelmatige maairesultaten. De bandenspanning
kan het best bij koude banden worden gecontroleerd.
Opmerking:
De voorbanden zijn semi-pneumatisch
en hoeven niet op spanning te worden gehouden.
g001070
4. Draai in deze richting als
de machine naar links
trekt..
5. Draai in deze richting als
de machine naar rechts
trekt.
De wielmoeren controleren
Controleer de wielmoeren en draai ze vast met een
torsie van 122 tot 129 N·m.
De sleufmoer van de
wielnaaf controleren
Onderhoudsinterval: Na de eerste 100
bedrijfsuren—De sleufmoer
van de wielnaaf controleren.
Om de 500 bedrijfsuren—De sleufmoer van de
wielnaaf controleren.
Na de eerste 100 bedrijfsuren—Wielmoeren
controleren.
Om de 500 bedrijfsuren—Wielmoeren
controleren.
De sleufmoer moet worden aangedraaid met een
torsie van 170 Nm.
1.
Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in
de
VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND
parkeerrem in werking.
2.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
3.
Verwijder de borgpen.
4.
Draai de sleufmoer vast met een torsie van 170
Nm
(Figuur
51).
46
Figuur 50
en stel de
g001055