gebruikt in stoffige of vuile omstan-
digheden).
Na verwijdering mag u nooit een vuil brandstoffilter
opnieuw aan de brandstofslang monteren.
1.
Laat de motor afkoelen.
2.
Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in
de
VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND
parkeerrem in werking.
3.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
4.
Sluit de brandstofafsluitklep
5.
Maak de 2 slangklemmen los en ontkoppel de
brandstofslangen van het brandstoffilter
44).
6.
Plaats een nieuw filter. Sluit de brandstofslangen
aan op het brandstoffilter en monteer de 2
slangklemmen
(Figuur
7.
Open de brandstofafsluitklep.
8.
Start de motor en controleer op olielekkages.
en stel de
(Figuur
44).
(Figuur
44).
1. Brandstoffilter
2. Slangklem
3. Brandstofpomp
Onderhoud van de
brandstoftank
Probeer de brandstoftank niet zelf af te tappen.
Laat een erkende servicedealer de brandstoftank
aftappen en onderdelen van het brandstofsysteem
een onderhoudsbeurt geven.
42
Figuur 44
4. Linkerkant van de machine
5. Brandstofklep
g007697