VOORZICHTIG
Als u de voeding naar de maaidekken
niet onderbreekt, bestaat de kans dat
iemand de maaidekken per ongeluk start.
Hierdoor kan ernstig letsel aan handen
en voeten ontstaan.
Koppel altijd de snelkoppelingen voor de
voeding naar de maaidekken los voordat
u werkzaamheden aan de maaidekken
gaat uitvoeren.
2.
Parkeer de machine op een schoon en
horizontaal oppervlak, laat de maaidekken tot
op de grond neer tot de ophanghydrauliek
volledig is uitgetrokken. Zet de motor af en stel
de parkeerrem in werking.
3.
Duw de motorbevestigingsstang uit de sleuven
op de motor in de richting van het maaidek en
verwijder de motor uit het maaidek.
Figuur 34
1. Messenkooimotor
4.
Zet de motor in de opbergruimte op de voorkant
van de ophangarm
Figuur 35
2. Motorbevestigingsstang
(Figuur
35).
Opmerking:
maaihoogte instelt of onderhoudswerkzaam-
heden aan een maaidek verricht, moet u de
motoren van de messenkooien van het maaidek
in de opbergruimte op de voorkant van de
ophangarmen plaatsen om beschadiging te
voorkomen.
Belangrijk:
omhoog in de transportstand als de
messenkooimotoren zich in de houders in
het frame van de machine bevinden. Dit
kan schade aan de motoren of slangen tot
gevolg hebben. Als u de tractie-eenheid
moet verplaatsen terwijl de maaidekken niet
gemonteerd zijn, bevestig deze dan met
kabelklembanden aan de ophangarmen.
5.
Open de vergrendelingen op de stang van
de ophangarm van het maaidek dat u wilt
verwijderen
6.
Maak de vergrendelingen van de stang van het
maaidek los.
7.
Rol het maaidek onder de ophangarm vandaan.
8.
Herhaal indien nodig stap
de andere maaidekken.
9.
Sluit de snelkoppelingen van de voeding
naar de maaidekken aan, zie
maaidekstroom (bladz.
Maaien
Voordat u greens gaat maaien, moet u een open
ruimte zoeken om het starten en stoppen van de
machine, het omhoog en omlaag brengen van de
maaidekken en het nemen van bochten te oefenen.
Controleer of er vuil op het gazon ligt, verwijder de
vlag van de cup, en bepaal in welke richting u het
g036123
beste kunt maaien. Ga hierbij uit van de voorgaande
maairichting. Maai altijd in een ander maaipatroon
dan het vorige, zodat de grassprieten minder snel plat
gaan liggen en daardoor moeilijker tussen de messen
van de messenkooi en het ondermes kunnen komen.
1.
Rij naar de green met de schakelhendel in de
M
AAISTAND
2.
Begin aan de rand van de green zodat u kunt
maaien in banen.
Opmerking:
een minimum en zorgt voor een verzorgd en
aantrekkelijk maaipatroon op de greens.
3.
Activeer de bedieningshendel van de
hefinrichting op het moment dat de voorste
g036124
randen van de grasmanden over de buitenrand
van de green komen.
35
Als u de maaimessen slijpt, de
Breng de ophanging niet
(Figuur
31).
3
tot en met
Snelkoppelaars
25).
en de gashendel op vol gas.
Dit beperkt de verdichting tot
7
voor