Inleiding
Let op! Aansluiting van externe apparaten en systemen
Voor aangesloten externe apparaten en systemen op de systeeminterfaces van het Gira
Oproepsysteem 834 Plus wordt geen aansprakelijkheid aanvaard. De exploitant moet ervoor
zorgen dat de functies en de juiste werking van het Oproepsysteem 834 Plus door deze
apparaten en systemen niet wordt beperkt en dat aan DIN VDE 0834 wordt voldaan.
Mobiele eindapparatuur, zoals DECT-apparatuur van een telecommunicatie-installatie, zijn
geen onderdeel van de oproepinstallatie. De aansluiting vindt plaats via de VOIP-SIP inter-
face van het oproepsysteem. Hiervoor is het protocol RFC 3261 een voorwaarde. Bij bijzon-
dere eisen aan de telefooninstallatie is de exploitant verantwoordelijk passende maatregelen
te treffen voor een goede werking van het Gira Oproepsysteem 834 Plus.
Aanwijzingen over de elektromagnetische compatibiliteit van een vaste in-
i
stallatie
De exploitant van een vaste installatie is verantwoordelijk voor de elektromagnetische compati-
biliteit (EMC).
De apparaten van het Gira Oproepsysteem zijn conform de EMC-richtlijn.
Bij de inrichting en het gebruik van een oproepsysteem moet de exploitant conform § 4 EMVG
garanderen, dat het gebruik van de installatie geen ontoelaatbare elektromagnetische storingen
veroorzaakt of zelfs door dergelijke storingen de werking ervan wordt beïnvloed.
De volgende richtlijn en normen moeten o.a. in acht worden genomen:
• Richtlijn 2004_108_EG
• DIN VDE 0100-444
• Richtlijn VDI 3551
Indien vereist moeten geschikte storingsonderdrukkingsmaatregelen worden getroffen. Afhan-
kelijk van het type storingen moeten netsmoorspoelen, passieve of actieve netfilters, overspan-
ningsbeveiliging of potentiaalvereffeningsmaatregelen worden toegepast.
De noodzaak kabelafschermingen aan te brengen is afhankelijk van de plaatselijke aardings- en
potentiaalomstandigheden van de installatieplaatsen. Bij kritieke potentiaalverschillen moeten
geschikte maatregelen worden getroffen.
De leidingen van de oproepinstallatie en de laagspanningsinstallatie moeten volgens DIN 0834,
punt 6.2.10 worden gelegd. Ideaal worden aparte kabelkanalen voor de signaal- en busleidingen
gebruikt. Het kruisen van leidingen moet haaks op elkaar plaatsvinden.
10
06.2016/V 2.0