7 Applicatie informatie
Het eerste afzonderlijke beeld met slechts één reflexmerkteken
verschijnt als 1.100 t/min aan het instrument zijn ingesteld, een
volgend bij 550. Onthoud goed dat een afzonderlijk beeld altijd
verschijnt, als het aan het instrument ingestelde toerental
overeenstemt met het toerental van het object of als er integere
delers (1/2, 1/3,...) van het toerental van het object aan het
instrument zijn ingesteld. Het ware toerental is derhalve 1.100
t/min. Als aan het instrument 550 t/min zijn ingesteld, dan wordt
alleen de tweede rotoromdraaiing aangeflitst.
Voorbeeld 2 (geen markering nodig):
Dit voorbeeld toont hoe de werkelijke snelheid van een object kan
worden vastgesteld zonder gebruik van een markering – op
voorwaarde dat het object een geschikte vorm heeft.
Stel dat de snelheid van deze cam alleen bekend is bij minder dan
7.000 RPM. Omdat het een unieke vorm heeft, is het niet nodig een
markering te plaatsen. Als de flitser wordt verlaagd van 7000, de
volgende harmonische beelden verschijnen:
Beeldnr.:
1
Flash Rate:
6,000
De harmonische beelden bij 6.000 en 4.000 RPM zijn niet
enkelvoudig, maar twee-en viervoudig. Een eenduidige afbeelding
wordt weergegeven bij 3000 en opnieuw op 1500 RPM. 3.000 t/min
is het werkelijke toerental..
Pos : 34 /TD/Ü berschriften/x.x. Spezi elle Anwendungshi nweise 477 @ 4\mod_1249399750136_79.doc @ 47113 @ 2
20
2
3
4,000
3,000
4
1,500