Procedures voor omhooghijsen met een lier en slepen
2.14 Procedures voor omhooghijsen met
een lier en slepen
Dit gedeelte wordt informatie gegeven over slepen en
omhooghijsen met een lier en over het handmatige
uitzetten van de remmen.
WAARschuWinG
Zorg ervoor dat het platform volledig
omlaag staat alvorens het te hijsen of te
slepen. Ten gevolge van een plotselinge
beweging kan de hoogwerker onstabiel
worden. Dat zou ernstig of fataal letsel
kunnen veroorzaken.
WAARschuWinG
I n
n o o d s i t u a t i e s
hoogwerkerfuncties beschikbaar zijn en
het neerlaten door een obstakel wordt
verhinderd, moet u extra voorzichtig
zijn en de hoogwerker ver genoeg
verplaatsen om het obstakel uit de weg
te ruimen. In dergelijke gevallen moet de
bediening langzaam worden uitgevoerd,
zonder abrupte bewegingen; de snelheid
mag niet meer dan 50 mm/seconde
bedragen.
WAARschuWinG
Als u het voertuig duwt, sleept of met een
lier omhooghijst, mag u niet sneller dan
3,2 km/u gaan.
WAARschuWinG
Duw, sleep of hijs geen hoogwerker op
een steile helling of rem niet abrupt met
het sleepvoertuig. Trek de hoogwerker
niet van een helling af in de rechting van
een lier.
TM
Bladzijde 48
48
w a a r
g e e n
2.14-1 Opendraaien van vrijloopklep
1.
Zorg ervoor dat de hoogwerker op een vlakke
ondergrond staat. Blokkeer de wielen om te
beletten dat de hoogwerker wegrolt.
Figuur 2-20. Vrijloopklep
2.
Vrijloopklep - Door de klep helemaal open te
draaien (naar links) (nr. 1) kan vloeistof door de
wielmotoren stromen. Er is dan 'vrijloop'.
WAARschuWinG
D e v r i j l o o p k l e p m o e t s t e v i g z i j n
dichtgedraaid (naar rechts) tijdens de
gewone werking.
2.14-2 Handmatig uitzetten van remmen
Handmatig de remmen uitzetten hangt af van het
remsysteem waarmee de hoogwerker is uitgerust.
WAARschuWinG
De remmen mogen niet handmatig
ontkoppeld worden als de hoogwerker
op een helling staat.
2.14-2a Systeem met rempennen
Figuur 2-21. Remmen
WAARschuWinG
De remmen moeten handmatig uitgezet
worden voor het duwen, omhooghijsen
met een lier of slepen.
Compacte en conventionele SJIII-modellen
Hoofdstuk 2 - Bediening
1