Werking
1.
Kantel de buitenboordmotor naar onder
(in verticale bedrijfspositie) en neem de
brandstoftankdop af.
2.
Gebruik een trechter als het mondstuk op
het benzineblik of de pomp niet klein of
lang genoeg is om in de opening van de
brandstoftank te passen.
3.
Vul de brandstoftank voorzichtig bij.
4.
Draai de tankdop stevig vast na het bij-
vullen. Veeg eventueel gemorste brand-
stof op.
Brandstoftankinhoud:
1.4 L (0.37 US gal) (0.31 Imp.gal)
DMU27404
Benzine- en olievermenging (100:1)
Inloopperiode
Na de inloopperiode
Indien uitgerust met een draagbare brand-
stoftank
1.
Giet olie in de draagbare brandstoftank
en voeg dan benzine toe.
2.
Breng de brandstoftankdop opnieuw aan
en sluit deze zorgvuldig.
3.
Schud met de brandstoftank om de
brandstof grondig te mengen.
4.
Zorg dat olie en benzine goed gemengd
zijn.
Indien uitgerust met een ingebouwde brand-
stoftank
1.
Giet olie in een schoon brandstofblik en
voeg dan benzine toe.
14
Benzine/motoroliever-
houding
Zie pagina 12
100:1
1. Motorolie
2. Benzine
2.
Breng de dop van het brandstofblik op-
nieuw aan en draai stevig vast.
3.
Schud het brandstofblik om de brandstof
grondig te mengen.
4.
Zorg dat olie en benzine goed gemengd
zijn.
5.
Giet het benzine- en oliemengsel in de in-
gebouwde brandstoftank.
DCM00810
OPGELET:
Gebruik alleen olie van het opgegeven
G
type.
Gebruik een goed gemengd brandstofo-
G
liemengsel.
Als het mengsel niet goed vermengd is
G
of als de mengverhouding niet juist is,
kunnen de volgende problemen zich
voordoen. Een laag oliegehalte: een te-
kort aan olie kan zware motorpech ver-
oorzaken, bijv. een vastgelopen zuiger.