Figuur 62
1. Zwarte kabel
2. Oranje draad
3. Ontluchtingsfitting
brandstoftank
12. Koppel de ontluchtingsslang los van de fitting bovenop
de tank. Stop de fitting dicht zodat er geen brandstof
uit kan lekken tijdens de procedure.
13. Verwijder de tank zorgvuldig en zet deze rechtop zodat
er geen brandstof wordt gemorst.
GEVAAR
In bepaalde omstandigheden is brandstof
uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand
of explosie van brandstof kan brandwonden bij
u of anderen en materiële schade veroorzaken.
• Verwijder de brandstoftank in de open
lucht en op open terrein. Eventueel
gemorste brandstof opnemen.
• Verwijder de brandstoftank niet in de buurt
van open vuur of als de kans bestaat dat
brandstofdampen door een vonk kunnen
ontbranden.
• Rook nooit als u omgaat met brandstoftank.
14. Verwijder aangekoekt vuil.
15. Reinig het chassis met water tot het water dat er aan de
achterzijde van de eenheid uitloopt, helder is.
4. Ontluchtingsslang
5. Naar de koolstofhouder
Belangrijk: Zorg ervoor dat er geen water in de
motor of het elektrische systeem terechtkomt.
16. Schuif de brandstoftank gedeeltelijk in het chassis
(Figuur
61).
17. Maak de ontluchtingsopening weer vrij en sluit de
ontluchtingsslang erop aan.
18. Sluit de brandstofleiding aan en verwijder de klem.
19. Bevestig de tankdop en draai deze vast tot deze op zijn
plaats klikt.
20. Sluit aan de rechterzijde van de tank de oranje draad
aan op de middelste pool en de zwarte draad op de
buitenste pool
(Figuur
21. Schuif de tank volledig in de tractie-eenheid.
Belangrijk: De brandstofleidingen en draden
mogen de motorpoelies en het frame niet raken.
22. Plaats het achterpaneel terug en bevestig het met de 6
bouten en moeren die u eerder hebt verwijderd
61).
23. Bevestig de accubak met de bouten en ringen die u
eerder hebt verwijderd.
24. Monteer de zijgewichten met de bouten, ringen en
borgringen die u eerder hebt verwijderd
25. Sluit het inspectieluik aan de achterzijde.
26. Laat de tractie-eenheid neer op de grond.
48
62).
(Figuur
(Figuur
61).