A.
Zet de omloophendels in de stand om de
machine te duwen. Zet de omloopkleppen
open en laat de motor lopen; beweeg de
rijhendels langzaam 5 of 6 keer naar voren
en naar achteren.
B.
Zet de omloophendels in de stand om de
machine te bedienen.
C.
Zet de omloopklep dicht en laat de motor
lopen; beweeg de rijhendel 5 of 6 keer
langzaam naar voren en naar achteren.
D.
Zet de motor af en controleer het
vloeistofpeil in de expansietank. Voeg de
aanbevolen vloeistof toe tot het peil de
markering F
ULL
bereikt.
3.
Herhaal stap
2
totdat alle lucht uit het systeem
is verwijderd.
Opmerking:
Als de transaxle zonder
abnormale geluiden werkt en bij een normaal
toerental soepel naar voren en naar achteren
kan bewegen, zit er geen lucht meer in.
4.
Controleer voor de laatste keer het vloeistofpeil in
de expansietank. Vul bij met de gespecificeerde
vloeistof totdat het peil de F
de expansietank bereikt.
C
van de expansietank
OLD
C
-streep op
ULL
OLD
Onderhoud van het
maaidek
Onderhoud van de
maaimessen
Veiligheid van de messen
Een versleten of beschadigd mes kan breken en
een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de
richting van de bestuurder of omstanders en ernstig
lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen. Indien u
een beschadigd mes probeert te repareren, kan de
veiligheidscertificatie van het product vervallen.
•
Controleer op gezette tijden de maaimessen op
slijtage of beschadigingen.
•
Wees voorzichtig als u de messen controleert.
Omwikkel de maaimessen of draag
handschoenen en wees voorzichtig als u
onderhoudswerkzaamheden aan de maaimessen
verricht. De maaimessen mogen alleen worden
vervangen of geslepen, probeer ze nooit recht te
maken of er aan te lassen.
•
Let op dat bij machines met meerdere maaimessen
andere messen kunnen gaan draaien doordat u
1 mes draait.
Vóór controle en onderhoud van
de maaimessen
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de
parkeerrem in werking.
2.
Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en maak
de bougiekabels los.
De maaimessen controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
1.
Controleer de snijranden
2.
Als de randen niet scherp zijn of bramen
vertonen, moet u het maaimes verwijderen en
slijpen; zie
De maaimessen slijpen (bladz.
3.
Controleer de messen, in het bijzonder het
gebogen deel.
4.
Als u scheuren, slijtage of groefvorming in dit
deel constateert, moet u direct een nieuw mes
monteren
(Figuur
57
(Figuur
76).
76).
59).