De software die bij het toestel geleverd wordt, maakt het mogelijk om het niveau van de batterij te
controleren (zie hierboven, p. 21). Wanneer de lading van de batterij te zwak is en het toestel niet
meer toelaat om te meten, knippert de led twee keer na elkaar, met regelmatige intervallen.
Via het statusscherm van de radar wordt een alarm weergegeven wanneer de batterijen een
spanning van 5,9 V bereikt. Het is niet meer mogelijk om naar de meetstand te gaan vanaf 5,5 V en
de radar stopt volledig bij 5 V.
HERHALING
•
Gebruik nooit andere kabels, voedingen, laders of accessoires dan deze die bij de
toestellen geleverd zijn, op straffe van verlies van het recht op de garantie.
•
Bewaar de TMS-SA niet met ontladen batterijen.
•
Een defecte batterij kan potentieel explosief gas uitstoten.
o Laad de batterijen in de open lucht:
▪
Indien uw toestel met een uitwendige stekker uitgerust is, neem de
veiligheidsschroeven af en open het deksel tijdens het opladen.
▪
Indien uw toestel met geen uitwendige stekker uitgerust is, open het toestel en
verbind de oplader rechtstreeks met de batterijen stekker.
▪
In beide gevallen, raak de antenne niet aan: ze is aan statische elektriciteit
gevoelig.
▪
Sluit het deksel af, vooraleer u het toestel gebruikt:
o Nazicht op de staat van de batterijen: bezinksel op de contacten, abnormale
vloeistofstroom, opzwellen, oververhitting tijdens het opladen ... zijn tekens
van een defect.
noodzakelijk de batterijen te vervangen.
o Vervang de batterijen om de 3 jaren.
•
De software die met het geleverd wordt geeft de laadtoestand aan. Als de batterij niet
voldoende opgeladen is, knippert de LED op het toestel twee keren, met regelmatige
tussenpozen.
•
Een alert wordt in de software gegeven als de laad onder de 5.9 V valt. Onder 5.5 V is
het niet meer mogelijk naar de metingsmode te schakelen. De radar stopt volledig
vanaf 5 V.
•
8.2.2 B
EDRIJFSTEMPERATUUR
Het systeem kan binnen een temperatuurbereik van -20 °C tot +50 °C werken. Het vermogen van de
batterij neemt echter af in extreme temperaturen.
8.2.3 A
FDICHTING
Het systeem is regendicht. De kast wordt beschermd door een deur met een afdichting. Hij mag
alleen worden geopend op een droge plaats, door een erkend technicus of door uw verdeler. Om de
afdichting te garanderen, waakt u erover dat de sluitclips van de kast vergrendeld zijn en dat de
beschermkap van de connector tijdens de werking van het toestel op zijn plaats zit.
▪
Zonder de veiligheidsschroeven te hard vast te draaien
▪
Zonder de draden tussen het deksel en de behuizing te klemmen.
Indien dergelijke verschijnsels zich voordoen is het
38