De TMS-SA laat onder bepaalde verkeersomstandigheden toe om metingen uit te voeren op
twee rijvakken in tegenovergestelde richting. Dit kan alleen in de volgende
omstandigheden:
✓
licht verkeer,
✓
de afstand tussen de paal en het midden van de weg ligt tussen 2 en 9 m,
Bij metingen in twee richtingen neemt de precisie van de telling en van de classificatie van de
metingen af. Als twee voertuigen elkaar kruisen in de detectielus van de radar, kan deze
volgende gegevens valideren:
- de metingen van de twee voertuigen,
- de metingen van één van beide voertuigen,
- geen van de metingen,
- een meting waarvan de lengte de som van de twee gemeten lengtes is.
Het is onmogelijk om het gedrag van de radar te voorspellen.
Wij herinneren dat heel sterke regenval met wind (bijvoorbeeld tijdens een storm) foute
detectie kan genereren (parasietmetingen) in de uitgaande richting (meting van voertuigen
die zich verwijderen).
5.2.4 S
4/5:
TAP
HELLING VAN DE RIJBAAN
Scherm 8: aanwijzing van de helling van de rijbaan in de software
Gebruik het + en – teken om de helling van de weg aan te duiden, d.w.z. vlak, bergopwaarts of
bergafwaarts. De waarden voor de helling zijn als volgt:
•
Vlak: 0%
•
Licht bergopwaarts: 3%
•
Matig bergopwaarts: 6%
•
Sterk bergopwaarts: 9%
23