Inhoudsopgave
Advertenties
5
INSTALLATIE EN INSTELLING
De installatiesequentie van de radar is de volgende:
1. Keuze van de locatie en van de hoogte van de installatie;
2. Bevestiging van de drager;
3. Plaatsen van de radar op zijn drager;
4. Verbinding tussen de pc en de radar;
5. Versturen van de parameters;
6. Controle van de nauwkeurigheid van de gegevens.
Een onjuiste installatie kan de precisie van de gegevens aantasten. Zie op pagina 41 voor meer
gegevens over de invloed van de installatie op de nauwkeurigheid van de gegevens.
De beste resultaten worden verkregen in de volgende omstandigheden:
•
Meting op een enkele rijweg in één enkele richting, ideaal "aankomende" voertuigen (of "in"
richting). Merk echter op dat heel sterke regenval met wind (bijvoorbeeld tijdens een storm)
foute ongewenste metingen kan genereren in de uitgaande richting (meting van voertuigen
die zich verwijderen).
•
Bevestigingspaal loodrecht op de weg (een afwijking van de paal met 6 graden kan de
snelheidsmeting met 5 % vervals–n – de software laat toe om de helling van de weg
gedeeltelijk te corrigeren, zie op pagina 22),
•
Meting buiten de rem-, versnellings- en opstoppingszones.
De
volgende
diagrammen
installatiehoogte/afstand tot de weg. Het is niet onmogelijk om buiten de betrokken zones te
werken, maar de precisie zal er minder groot zijn. Deze kleurencode verschijnt ook in de software bij
de selectie van de installatieparameters.
Tekening 1: één richting detectie
Voorbeeld:
•
in één richting, als de afstand tussen de paal en het midden van de rijbaan 4 m bedraagt, dan
ligt de aanbevolen hoogte tussen 1,5 en 4.5 m.
•
in twee richtingen, als de afstand tussen de paal en het midden van de weg 5 m bedraagt,
dan ligt de aanbevolen hoogte tussen 1,5 en 4 m.
geven
in
het
groen
Tekening 2: twee richtingen detectie
14
de
beste
combinaties
aan
voor
Advertenties
Inhoudsopgave
