C. Tijdens het instellen van de programma's MANUAL en PROGRAM (1-12)
kunt u deze knop gebruiken om de weerstand van het programma
profiel te verlagen.
D. Tijdens het trainen kunt u deze knop indrukken om de weerstand
(level) te verlagen.
E. Bij het instellen van het USER programma kunt u de UP en DOWN
knoppen gebruiken om de weerstand van elk kolom in te stellen.
4. ENTER
A. In het standaardscherm kunt u de ENTER knop gebruiken om de keuze
van een programma te bevestigen.
B. Tijdens het instellen van de functies TIME, DISTANCE, CALORIE en
HEART RATE kunt u de ENTER knop indrukken op de ingestelde waarde
te bevestigen. Bij het instellen van de TARGET HEART RATE kunt u de
ENTER knop gebruiken om de ingevoerde waarde van uw leeftijd te
bevestigen of de gekozen TARGET HEART RATE percentage te
bevestigen.
C. Tijdens het instellen van de programma's MANUAL en PROGRAM (1-12)
kunt u de ENTER knop gebruiken om het gekozen weerstandsniveau te
bevestigen.
D. Gedurende het samenstellen van het USER programma, kunt u de
ENTER knop gebruiken om de ingestelde weerstand per kolom te
bevestigen.
5. RECOVERY
Deze knop kunt u indrukken om de RECOVERY functie te activeren. Uw
hartslag dient eerst ontvangen te worden door de computer alvorens
de RECOVERY functie te kunnen starten.
De RECOVERY functie geeft de toestand van uw conditie weer door te
kijken naar het herstel van uw hartslag wanneer u stopt met trainen.
De toestand van uw conditie wordt weergegeven op een schaal van 1
tot 6. F1 is beste resultaat; F6 is het slechtste resultaat met toename
van 0,1. Door regelmatig te trainen kunt u uw conditie verbeteren en
hierdoor ook het resultaat van de RECOVERY functie. Om de meting
juist te laten verlopen, dient de RECOVERY functie direct na de training
geactiveerd te worden.
3