2.7
VENTILATIE EN ONTLUCHTING (KOELGEBIED)
Standaard wordt apparatuur met koelgebied met ventilatie aan de bedieningszijde en afvoerlucht aan de klantzijde geleverd.
Het is raadzaam om de afvoerluchtopening aan klantzijde (zie variant 1) uit te voeren. Als een afvoerluchtopening aan klantzijde
niet mogelijk is, moet de afvoerlucht aan de zijkant of aan de bedieningszijde (zie variant 2) worden afgevoerd. Er moet op
worden gelet dat de afvoerlucht niet direct weer wordt aangezogen, om een optimale functie van de koeling te garanderen.
VOORZICHTIG
Vermindering van de koelcapaciteit of vernieling door oververhitting van het koelaggregaat
Ventilatie- en ontluchtingsopeningen van het koelaggregaat mogen niet versteld of geblokkeerd worden. De
luchtstroom mag niet onderbroken of verhinderd worden. De ventilatieroosters moeten minstens 1,5 keer de
doorsnede van het condensatoroppervlak hebben. Voer de openingen van de ventilatieroosters met lamellen uit.
Variant 1
2
1
Bovenaanzicht variant 1
Verklaring van begrippen:
Condensator /
1
condensor:
Ventilator
2
(condensator):
Compressor:
3
AANWIJZING
Voorkom dat de warme afvoerlucht door het aggregaat weer wordt aangezogen. De luchtopening van de bekleding
moet minder dan 5 mm van de condensator verwijderd zijn.
Toevoerlucht
Afvoerlucht
3
Warmtewisselaar, waarin de onttrokken warmte van het koelgebied weer aan de
circulatielucht wordt afgegeven. Gasvormig koelmiddel wordt door de warmteafgifte weer
vloeibaar gemaakt.
De ventilator zuigt koude omgevingslucht aan en koelt daarmee de compressor en het hete
gas in de condensator (condensor).
De compressor pompt het gasvormige koelmiddel door de koelinstallatie.
Detailaanzicht koelaggregaat
Technische wijzigingen voorbehouden / Geldig vanaf januari 2024 29
Variant 2
Bovenaanzicht variant 2
Smalle spleet tussen condensatorbehuizing en bekleding (ca. 5 mm). Sluit
de spleet met afdichtingstape!