1.8
ALGEMENE VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
In het algemeen gelden de volgende veiligheidsvoorschriften en verplichtingen bij het omgaan met de apparatuur:
•
Afdekkingen met waarschuwingen mogen alleen door geautoriseerd vakpersoneel worden geopend.
•
De onder- en achterzijde van het apparaat mag niet met een waterstraal worden gereinigd.
•
Beschermkappen en veiligheidsinrichtingen mogen niet worden verwijderd, anders bestaat er gevaar voor letsel.
•
De besturing mag alleen door geautoriseerd vakpersoneel geopend worden.
Luchtstromen in de buurt van de apparatuur veroorzaakt door onjuist geïnstalleerde ventilatie (bijv. airconditioners) of
•
tocht moeten worden vermeden om een goede werking van de apparatuur te garanderen.
De omgevingstemperatuur mag niet hoger zijn dan +25 °C en de relatieve luchtvochtigheid mag niet hoger zijn dan
•
60%.
De apparatuur is niet geschikt voor gebruik in ingangs- en buitenruimten.
•
•
De apparatuur moet tegen direct zonlicht worden beschermd.
De voor presentatie gebrachte producten moeten voorgekoeld worden geplaatst.
•
•
Scherpe voorwerpen mogen niet los in de apparatuur worden bewaard, anders bestaat er gevaar voor letsel.
•
Alle glazen opzetdelen moeten met de nodige zorg behandeld worden om letsel door glasbreuk te voorkomen.
•
Onderdelen en bedrijfsmiddelen mogen alleen door originele onderdelen worden vervangen.
•
Bewaar geen ontvlambare of explosieve producten in of bij de apparatuur.
•
De apparatuur moet tijdens montage of installatie voldoende afgedekt zijn, zodat er geen contact met
spanningvoerende onderdelen mogelijk is.
•
De installatieomgeving moet stabiel zijn om de dagelijkse belastingen te kunnen weerstaan.
•
Alle tijdens de installatie aangebrachte panelen mogen niet zonder gereedschap verwijderd kunnen worden.
Na reiniging, onderhoud en instandhouding moet de apparatuur worden geïnspecteerd op losse verbindingen,
•
breekpunten en schade. Eventuele defecten moeten onmiddellijk worden verholpen! Gebruik de apparatuur niet voor
andere doeleinden dan waarvoor het bedoeld is!
•
Bij het bijvullen van koelmiddel mag alleen het op het typeplaatje (identificatieplaatje) aangegeven koelmiddel worden
gebruikt.
•
Het bijvullen van koelmiddel mag uitsluitend door geautoriseerd vakpersoneel worden uitgevoerd. De op het
typeplaatje aangegeven vulhoeveelheid moet worden opgevolgd.
•
De apparatuur moet uit de buurt van warmtebronnen geïnstalleerd worden in een stofarme en goed geventileerde
omgeving.
•
Het duwen en verplaatsen aan apparatuur (tijdens het bedrijf) is niet toegestaan. Apparatuur moet voor transport of
verplaatsing worden opgetild (modelafhankelijk).
AANWIJZING
Technische wijzigingen aan de apparatuur mogen alleen door geautoriseerd vakpersoneel worden uitgevoerd! Dit
geldt met name voor werk op het gebied van koeltechniek, elektrische installatie en mechanica.
Elke verandering moet door uw leverancier of de fabrikant worden goedgekeurd!
AANWIJZING
De apparatuur zo mogelijk niet direct in de buurt van hitte- of stoomproducerende apparatuur gebruiken. Dit kan
compressorschade, condensvorming aan het glas, temperatuurregelingsproblemen in het koelgebied en
gelijksoortig tot gevolg hebben.
Technische wijzigingen voorbehouden / Geldig vanaf januari 2024 11