11.4. Onderhoud van de motor
Waarschuwing: Draaiende motoren stoten koolmonoxide uit, een reukloos en
kleurloos gifgas. Het inademen van koolmonoxide kan misselijkheid, flauwvallen
of de dood veroorzaken.
Start de motor buitenshuis.
Start de motor NIET in een afgesloten ruimte, zelfs niet met open ramen en deuren.
11.4.1. Controle van het oliepeil van de motor + bijvullen
Een gebrek aan motorolie zal de motor onherroepelijk beschadigen. Voer bijgevolg met regel-
maat een controle uit.
• Plaats de machine op een vlakke ondergrond zodat de
motorplaat mooi horizontaal staat.
• Stop de motor en trek de sleutel uit het contact.
• Neem een schone vod bij de hand.
• Trek de peilstok (1) uit het reservoir en reinig met de vod
(de olieaanduiding bij de eerste meting is niet steeds cor-
rect). Breng de peilstok daarom terug aan en trek hem weer
uit. Het olieniveau moet het "F" (Full) merkteken raken.
• Is dit niet het geval, dan moet u olie bijvullen
(Let op: vul nooit bij tot boven het maximumpeil).
• Als u de peilstok uit het reservoir trekt, kan u ook de olie
bijvullen.
Let op: Het bijvullen van olie dient precies te gebeuren, een teveel aan mo-
torolie in het carter is niet bevorderlijk voor de prestatie en levensduur van de
motor.
• Vul de olie voorzichtig bij. Controleer tussendoor met de peilstok om te zien of het gewenste
niveau reeds bereikt is.
• Maak enkel gebruik van de aanbevolen olie. Zie "17.1. Specificaties van de smeermiddelen en de
brandstof", pag. 82.
• Als de motor weer is opgevuld steek dan de peilstok terug in, en draai de vuldop stevig vast.
• Veeg gemorste olie dadelijk weg.
Let op: Zorg dat er geen vuil langs de vuldop in het carter terecht komt.
56
1