2.
Installatie van de watervoerende
componenten van de Forte
De montage van de watervoerende componenten, de noodzakelijke
veiligheidsmechanismen etc. moet altijd door een vakbedrijf worden
uitgevoerd. De Forte moet dusdanig worden gemonteerd dat alle
watervoerende componenten altijd bereikbaar zijn en gecontroleerd
kunnen worden
2.1. Aansluitingen van de Forte
De aansluitingen van de Forte kunnen naar keuze aan de achter- of
onderkant van het apparaat worden gemaakt.
De aansluitingen zijn voor transportdoeleinden voorzien van beschermende
kappen. Deze moeten bij de montage worden verwijderd. Bij levering is een
installatie aan de achterzijde van het apparaat voorbereid. De aansluitingen
voor een installatie aan de onderzijde zijn voorzien van blinde stoppen.
Indien de aansluitzijde moet worden veranderd, moeten de blinde stoppen
worden verwisseld. Let op een vakkundige en goed afsluitende
plaatsing van de blinde stoppen!
De aansluitingen zijn duidelijk gemarkeerd en mogen niet anders worden
gebruikt!
Vooral
mag
het
geïntegreerde
veiligheidsmechanisme
(veiligheidswarmtewisselaar) niet voor het verwarmen van water worden
gebruikt.
2.2. Algemene eisen aan de installatie
De Forte mag uitsluitend in thermostatisch beveiligde installaties conform
DIN 4751 resp. NEN EN 12828 worden gemonteerd. De leidingen naar het
verwarmingsnet moeten altijd dusdanig worden gemonteerd, dat deze
kunnen worden losgehaald (bijv. d.m.v. een schroefverbinding).
In de directe omgeving van de Forte moet in de voorloopbuis een op
componenten geteste veiligheidsklep (kencijfer H) met een reactie-
overdruk van max. 3,0 bar worden gemonteerd. Tussen de veiligheidsklep
en de Forte mag geen afsluitmogelijkheid in het systeem worden
geïntegreerd. Dat zou eventueel het veiligheidsmechanisme buiten werking
stellen. Verder moeten alle vereiste veiligheidsmechanismen zo in het
totale systeem worden geïntegreerd dat een risicoloos gebruik is
veiliggesteld. Er moet ook een eigen veiligheidsklep worden ingebouwd,
- 17 -