- Hiermee schakelt u
tussen de video- en
afbeeldingsmodus.
- Hiermee selecteert u de
scène.
- Hiermee selecteert u de
flashmodus.
- Hiermee activeert u de
zelfontspanner (alleen
afbeeldingen). Zie 'Zelf op de foto met de zelfontspanner'
op pag. 27.
- Hiermee activeert u de reeksmodus (alleen
afbeeldingen). Zie 'Foto's nemen in een reeks' op pag. 27.
- Hiermee past u de belichtingscompensatie aan
(alleen afbeeldingen).
- Hiermee past u de witbalans aan.
- Hiermee selecteert u een kleureffect.
De pictogrammen veranderen om de huidige status van
de instelling aan te geven.
Zie ook de opties voor de actieve werkbalk in 'Na het
maken van een foto' op pag. 26, 'Na het opnemen van een
video' op pag. 31 en 'Actieve werkbalk' op pag. 36
in Galerij.
Scènes
Met een scène krijgt u automatisch de juiste instellingen
voor kleur en belichting voor de huidige omgeving. De
instellingen van elke scène zijn afgestemd op een bepaalde
stijl of omgeving.
Scènes zijn alleen beschikbaar in de hoofdcamera.
Selecteer
Modi
in de actieve werkbalk, en maak uw
keuze uit de volgende opties:
Automatisch
(
) (standaard),
Portret
(
),
Landschap
(
staand
(
) (alleen foto's).
Ga naar
Gebr. gedef.
en selecteer
u uw eigen scène geschikt wilt maken voor een bepaalde
omgeving. In de door de gebruiker gedefinieerde scène
kunt u verschillende belichtings- en kleurinstellingen
vastleggen. Selecteer
Gebaseerd op modus
gewenste scène als u de instellingen van een andere scène
wilt kopiëren.
Video's opnemen
1
Houd de opnametoets ingedrukt of druk op
selecteer
Toepass.
>
Camera
activeren.
Gebr. gedef.
(
),
),
Nacht
(
), en
Nacht,
Opties
>
Wijzigen
als
en selecteer de
en
om de hoofdcamera te
29