Camera: opnameopties en -instellingen
Flitser
Als u een realistische foto wilt maken, moet de lichthoeveelheid constant zijn. Als de lichtbron
varieert, kunt u een flitser gebruiken voor een constante lichthoeveelheid.
→
) →
Tik op
(of
• U it: de flitser uitschakelen.
• A utomatisch: automatisch de flitser gebruiken. De flitser gaat af wanneer het onderwerp of de
achtergrond donker is.
• R ode ogen: een rode schijn in de ogen van het onderwerp voorkomen.
• I nvullen: de flitser gaat altijd af.
• L angzm synch: meer details bewaren van de achtergrond.
• W is rde ogen: een rode schijn in de ogen van het onderwerp corrigeren.
• E r zit een korte tijd tussen twee flitsen. Beweeg de camera niet totdat de tweede flits is
geweest.
• A ls het licht van de flitser weerkaatst of als er veel stof in de lucht aanwezig is, kunnen er
kleine stipjes te zien zijn op de foto.
Focus
Gebruik deze optie om de juiste scherpstelstand voor een onderwerp te selecteren.
Tik in de expertstand op
• A utofocus: onderwerpen vastleggen die niet bewegen. Als u de sluiterknop half indrukt, wordt
scherpstelling in het scherpstelgebied vastgezet. Het gebied wordt groen als de scherpstelling is
ingesteld.
• M acro: onderwerpen vastleggen die zeer dichtbij zijn.
→ Flitser en selecteer een optie.
→
→ Focus en selecteer een optie.
101