4.3 E
LEKTRISCHE AANSLUITING
Aansluiting op het elektriciteitsnet mag alleen door
gekwalificeerde
personen
overeenstemming zijn met
reglementeringen.
Alle elektrische verbindingen moeten via de voorziene
aansluitklemmen worden aangesloten in de schakelkast.
Volg
hierbij
nauwkeurig
bedradingsschema.
GEVAAR: Het toestel moet goed geaard zijn.
Gelieve de fase/nul verbinding te respecteren bij
aansluiting van het toestel op het net.
Zorg
ervoor
dat
er
bij
controleapparatuur ten alle tijde spanning op het toestel blijft,
zelfs wanneer het toestel wordt uitgeschakeld .
noodzakelijk om de werking van de veiligheidsfuncties van
het toestel te blijven verzekeren.
Een storingslamp en ontstoringsknop bevinden zich binnenin
het toestel.
Bij afstandsmontage dient men de nodige verbindingen te
maken in de schakelkast.
BELANGRIJK : Overtuig u ervan dat na het indrukken van
de ontgrendelingsknop (omwille van een storing) het toestel
feilloos blijft werken en niet opnieuw in vergrendeling treedt.
(5 minuten)
4.4 P
LAATSING KAMERTHERMOSTAAT
Een thermostaat kan één of meerdere toestellen sturen.
In het laatste geval dient dit te gebeuren m.b.v. een
relais
en
dient
bedradingsschema's stipt op te volgen.
Het wordt echter aanbevolen om ieder toestel te
voorzien van een individuele thermostaat.
In het algemeen moet een thermostaat ca. 1.5m boven de
vloer gemonteerd worden op een binnenwand, buiten de
invloed van koude of warme luchtstromen en niet op
plaatsen waar nagenoeg geen luchtcirculatie plaatsvindt.
Het plaatsen van een thermostaat op een buitenmuur valt
absoluut af te raden.
Voor nadere details betreffende het aansluiten van de
thermostaat dient men de instructies en elektrische
schema's te raadplegen die bij de thermostaat worden
geleverd. De thermostaat moet geschikt zijn voor gebruik op
230V.
5.0
INBEDRIJFSTELLING & CONTROLES
De inbedrijfname van het toestel en de daarmee gepaard
gaande controles mogen enkel door gekwalificeerde
personen gebeuren.
Het is uiterst belangrijk de hierna beschreven controles
aandachtig door te nemen vooraleer te starten met de
inbedrijfname van het toestel.
1110RHC8DJL_RJL_BENL/NLNL
gebeuren
en
moet
alle van toepassing zijnde
het
meegeleverd
het
plaatsen van
externe
Dit is
men
de
toepasselijke
5.1 E
LEKTRISCHE CONTROLE
Na het beëindigen van de installatie en vooraleer de
elektrische spanning in te schakelen dienen volgende
in
controles te worden uitgevoerd door een erkend installateur :
*
Controleer dat de elektrische verbindingen niet in
aanraking komen met de warme rookgasverzamelkast
en maak de nodige verbindingen met de gaspijp.
*
Controleer
overeenstemming zijn met het bedradingsschema van
het toestel en met de voorgeschreven instructies.
*
Controleer smeltveiligheid en kabelsectie
*
Overtuig u ervan (d.m.v. een aardlektest) dat het toestel
degelijk
geaard
aardingsklemaansluiting
mag niet meer bedragen dan 1.0 ohm. Bij het aflezen
van een hogere waarde dienen alle kabels nagezien te
worden. Indien u er niet in slaagt het probleem op te
lossen is het noodzakelijk de elektriciteitsmaatschappij te
raadplegen.
*
Controleer de polariteit m.b.v. een AC voltmeter. Bij een
380/400V net worden volgende waarden afgelezen :
tussen fase & nul/aarde bekomt men 230V – tussen nul
en aarde bekomt men 0V
Bij een 220V net meet men
tussen 2 fazen : 230V
tussen fase & aarde : 110V
*
Vergewis u ervan dat een geschikte thermostaat wordt
geïnstalleerd.
*
Een afzonderlijke en vergrendelbare veiligheid-
schakelaar moet zichtbaar en dichtbij het toestel
voorzien zijn.
5.2 G
ASAANSLUITING
Aansluiting op de gasleiding mag uitsluitend door
gekwalificeerde
overeenstemming zijn met alle van toepassing zijnde
reglementeringen.
De volledige gasinstallatie moet op lekdichtheid worden
gecontroleerd conform de geldende reglementeringen.
GEBRUIK NOOIT EEN VLAM OM DE LEKDICHTHEID TE
ONTROLEREN!
5.3 O
NTSTEKING LUCHTVERWARMER
Alle RHC 8000 (M) luchtverwarmers zijn uitgerust met een
automatisch ontstekingssysteem en een automatische
vlambeveiliging.
Bij voldoende toevoer van verbrandingslucht (gecontroleerd
via de drukverschilschakelaar) en na inachtneming van de
voorspoeltijd worden de gaskleppen geopend en de
ontsteking ingeschakeld. Een vlamvoeler controleert de
aanwezigheid
brandervlam wordt het elektronisch vlamrelais uitgeschakeld
en worden de gaskleppen gesloten.
Het toestel gaat in veiligheid en de signaallamp gaat
oplichten.
of
alle
elektrische
is.
De
weerstand
en
aardingskleminvoerkabel
personen
gebeuren
van
een
vlam.
Bij
gebrek
verbindingen
in
tussen
en
moet
in
aan
een
19/38