7.3.4 Geveldoorvoer (C11)
Bij gebruik van een geveldoorvoer (C11) geldt:
De opbouw van het gekozen systeem moet toelaatbaar zijn.
1
Controleer of de verticale pijplengte binnen de minimale lengte valt (zie Tabel 7-5).
1
Controleer of de horizontale pijplengte (exclusief geveldoorvoer) binnen de minimale en maximale lengte valt
(zie Tabel 7-5).
2
In het horizontale deel mag 1 bocht van 90° worden opgenomen. Deze bocht telt voor 2 meter. De maximaal toegestane
lengte wordt hierdoor 2 meter korter. Een 45° bocht telt voor 1 meter.
1
Bepaal de juiste afstelling van het toestel (zie Tabel 7-5).
1
Stel het toestel juist in met bijvoorbeeld een restrictieschuif en een luchtinlaatgeleider (zie paragraaf 8.2).
De rozet van de geveldoorvoer is te klein om de opening bij doorvoer door brandbaar materiaal af te dichten. Daarom
moet eerst een hittebestendige tussenplaat van voldoende grootte op de muur worden bevestigd. Vervolgens wordt de
rozet op de tussenplaat gemonteerd.
3
Plaats bij gebruik van een geveldoorvoer de muurdoorvoer met een afschot van 1 cm per meter naar buiten ter
voorkoming van inwaterend regenwater.
Tabel 7-5a
Instelling
Luchtinlaatgeleider
Restrictieschuif
Rookgasverdeelplaat
- Gebruik uitsluitend een concentrisch systeem van
200/130 mm, inclusief een geveldoorvoer.
- Bij deze configuratie moet er een ongelakte RVS
muurdoorvoer worden toegepast.
- Fabrieksinstelling: rookgasverdeelplaat gemonteerd, de
luchtinlaatgeleider en restrictieschuif zijn los meegeleverd.
Ins tal lati ehandl eiding
0
1x90°
38C-744W
Toepassen
x
x
x
30
Tabel 7-5b
1x90°
Instelling
Luchtinlaatgeleider
Restrictieschuif
Rookgasverdeelplaat
- Gebruik uitsluitend een concentrisch systeem van
200/130 mm, inclusief een geveldoorvoer.
- Fabrieksinstelling: rookgasverdeelplaat gemonteerd, de
luchtinlaatgeleider en restrictieschuif zijn los meegeleverd.
0 - 3m
38C-744ZT
Toepassen
x
x
x