Systeem
LAS AG-1 150/100
LAS ES-I 150/100
LAS ES-I 200/130
LAS ES-E 200/150/100
LAS PV-I 100/60
3
- Houd een afstand van minimaal 50 mm aan tussen de buitenkant van het concentrisch systeem en de wanden en/of
het plafond. Als het systeem wordt ingebouwd in bijvoorbeeld een koof, dient deze rondom uitgevoerd te worden in
onbrandbaar, hittebestendig materiaal.
- Sommige hittebestendige isolatiematerialen bevatten vluchtige componenten, die langdurig een onaangename geur
verspreiden; deze zijn niet geschikt.
Het concentrisch systeem wordt opgebouwd vanaf (de aansluitstomp van) het toestel.
Als door bouwkundige omstandigheden het concentrisch systeem eerst wordt geplaatst, kan het toestel later eventueel
met een telescopisch pijpstuk worden aangesloten.
Ga als volgt te werk bij het plaatsen van het concentrisch systeem:
1
Bouw het systeem op vanaf (de aansluitstomp van) het toestel.
1
Sluit de concentrische pijpstukken en indien nodig de bocht(en) aan.
1
Breng op elke verbinding een klemband met siliconenafdichtring aan (geldt niet voor LAS ES-E 200/150/100, daar zit de
afdichtring in de buis).
1
Zet de klemband met een plaatschroef vast aan de pijp op plaatsen die na installatie onbereikbaar zijn.
1
Zet het concentrisch systeem vast met voldoende bevestigingsbeugels, zodat het gewicht niet op het toestel rust.
Houd het volgende aan:
- Plaats de eerste bevestigingsbeugel maximaal 0,5 meter van het toestel.
- Plaats een bevestigingsbeugel maximaal 0,1 meter van elke bocht als de bochten meer dan 0,25 meter uit elkaar zijn
geplaatst. Zijn twee bochten dichter bij elkaar geplaatst dan 0.25 meter dan is 1 bevestigingsbeugel voldoende tussen
deze twee bochten.
- Plaats minimaal elke 1 meter een bevestigingsbeugel bij schuine en horizontale delen.
- Plaats minimaal elke 2 meter een bevestigingsbeugel bij verticale delen.
1
Zet een dakdoorvoer vast met spankabels als deze meer dan 1,5 meter boven de doorvoer uitsteekt.
1
Bepaal de resterende lengte voor de gevel- of dakdoorvoer en maak deze op maat; zorg dat de juiste insteeklengte
behouden blijft.
1
Plaats de geveldoorvoer met de (ril/fels)naad aan de bovenkant. Bevestig de geveldoorvoer vanaf de buitenzijde met vier
schroeven.
Ins tal lati ehandl eiding
Tabel 7-2: Doorvoeringen
Brandbaar materiaal
ø
Uitvoering
(mm)
254
Doorvoergat ventileren. Een spleet
rondom de buis van 2 mm breed
304
volstaat. De ruimte tussen buis en
brandbaar materiaal mag niet
opgevuld worden met
isolatiemateriaal.
230
Voor goed geïsoleerde woningen en
als de afstand tot brandbaar
materiaal tussen 0 en 50 mm moet
zijn. Het doorvoergat hoeft niet
geventileerd te worden.
200
Zie installatiehandleiding PowerVent.
26
Gatdiameter en uitvoering
Onbrandbaar materiaal
ø
Opmerking
(mm)
175
225
230
De klembanden mogen in de muur
worden geplaatst.
-