15
13
GEBRUIKERSINSTRUCTIES
15.1 Werking:
Onder de warmtewisselaar wordt gas verbrand d.m.v. een
atmosferische brander.
De gasbrander wordt gestuurd door een dubbele gasklep via
een elektronisch branderrelais dat wordt aangestuurd door
een externe sturing, b.v. ruimtethermostaat en/of tijdklok.
De werking van het toestel is volledig automatisch met behulp
van een dergelijke externe sturing.
De brander wordt automatisch ontstoken door een elektrische
gloei-ontsteking.
Als de brander is ontstoken wordt de warmtewisselaar
verwarmd.
Bij
voldoende
temperatuur
ingeschakeld.
Op het einde van de verwarmingscyclus wordt de brander
uitgeschakeld. De luchtventilator blijft draaien totdat alle
warmte uit de warmtewisselaar is afgevoerd.
Veiligheid:
1.
Het
eventueel
ontbreken
gedetecteerd
door
onmiddellijk de gaskleppen gesloten worden.
2.
Oververhitting wordt voorkomen door een ingebouwde
thermostaat
Deze thermostaat zorgt ervoor dat de
brander uitschakelt bij ernstige oververhitting. Als deze
heeft geschakeld, is een manuele reset noodzakelijk,
evenals van het branderrelais.
3.
In de ruimte waar het toestel is geïnstalleerd moet een
normale atmosferische druk heersen. Bij wijzigingen aan
het gebouw moet hiermee rekening worden gehouden.
Overmatige tocht door deuren, poorten of ramen moet
vermeden worden. Andere luchtbehandelingsinstallaties
(b.v. afzuiging) kunnen een nadelige invloed uitoefenen
op de werking van de luchtverwarmer, vooral wanneer
de toevoer van de verbrandingslucht niet van buiten
gebeurd.
15.2 Ontsteking luchtverwarmer
1.
Schakel de elektrische voeding in.
2.
Open de gastoevoerkraan.
3.
Controleer of de eventuele tijdschakelaar op 'AAN' staat.
4.
Stel
de
ruimtethermostaat
temperatuur.
5.
De luchtverwarmer zal automatisch inschakelen bij
warmtevraag van de thermostaat.
6.
Indien het toestel niet ontsteekt:
a) Als het lampje in de knop op het toestel brandt (en op
de afstandsbediening, indien toegepast), knop indrukken
(of naar reset draaien op afstandsbediening).
b) Controleer of er geen reset nodig is van de
veiligheidsthermostaat.
7.
Indien reset van de veiligheidsthermostaat nodig was en
het toestel werkt weer, wacht dan even om te
controleren dat deze niet weer uitschakelt. In dat geval
en wanneer de temperatuur in de omgeving van het
toestel niet hoger is als 30°C, uw installateur of
distributeur
raadplegen.
omgevingstemperatuur hoger is dan 30°C, neem de
nodige maatregelen om de temperatuur in de omgeving
van het toestel te verminderen.
wordt
de
luchtventilator
van
de
vlam
wordt
de
gloei-ontsteker,
waarna
in
op
de
gewenste
Indien
15.3 Luchtcirculatie:
1.
De verwarming van de lucht in de ruimte vindt plaats
door het circuleren van de lucht via het toestel, waarbij
de lucht wordt opgewarmd door de warmtewisselaar. De
lucht wordt rechtstreeks in de te verwarmen ruimte
geblazen. Voor een gelijkmatige warmtespreiding, is het
is zeer belangrijk dat de luchtstroom niet gehinderd
wordt door enig obstakel.
2.
De luchtventilator kan gebruikt worden voor ventilatie
alléén (b.v. 's zomers), indien deze wordt bediend door
een aparte schakelaar.
Hiervoor moet:
a) de elektriciteit ingeschakeld zijn
b) de schakelaar op stand 'ventilatie' gezet worden (op
afstandsbediening, indien toegepast).
15.4 Onderhoud
1.
Onderhoud en service mogen alleen door gekwa-
lificeerde personen worden uitgevoerd (b.v. installateur).
2.
Het is in uw belang dat onderhoud en service op
geregelde tijdstippen gebeuren. De tijd tussen twee
servicebeurten is afhankelijk van het gebruik en de
omgeving waarin het toestel is geïnstalleerd, maar een
minimum van één onderhoudsbeurt per jaar wordt
aanbevolen.
3.
Ingeval er enigerlei schade aan het toestel is, moet het
buiten werking worden gesteld en een gekwalificeerd
technicus moet gewaarschuwd worden voor controle en
reparatie.
de
Onder voorbehoud van wijzigingen
1012SDH_RDH_BENL/NLNL,page 33/33