Afdrukmateriaal bewaren
Gebruik de volgende richtlijnen voor een correcte opslag van afdrukmateriaal. Zo kunt u invoerproblemen en een
onregelmatige afdrukkwaliteit voorkomen:
• U kunt het afdrukmateriaal het beste bewaren in een omgeving met een temperatuur van rond de 21 °C en
een relatieve vochtigheid van 40%.
De meeste fabrikanten van etiketten bevelen een omgeving aan tussen 18 en 24 °C met een relatieve
vochtigheid van 40% tot 60%.
• Bewaar dozen met afdrukmateriaal bij voorkeur op een pallet of een plank en niet op de vloer.
• Als u losse pakken afdrukmateriaal niet in de oorspronkelijke doos bewaart, leg deze dan op een vlakke
ondergrond zodat de randen niet omkrullen of kreuken.
• Plaats niets boven op de pakken met afdrukmateriaal.
• Bewaar papier altijd in de originele verpakking en pak het pas uit als u het in de printer gaat plaatsen.
Papierstoringen voorkomen
De volgende tips kunnen helpen om papierstoringen te voorkomen:
• Gebruik uitsluitend aanbevolen papier of speciaal afdrukmateriaal (beide worden 'afdrukmateriaal'
genoemd).
• Plaats nooit te veel afdrukmateriaal in de laden. Zorg ervoor dat de stapel niet hoger is dan de maximale
stapelhoogte die met een lijntje wordt aangegeven op de etiketten in de laden.
• Plaats nooit gekreukt, gevouwen, vochtig of kromgetrokken afdrukmateriaal.
• Buig het afdrukmateriaal, waaier ze uit en maak er een rechte stapel van voordat u het materiaal in de
printer plaatst. Als er storingen met het afdrukmateriaal optreden, probeer dan om het afdrukmateriaal per
vel via de handmatige invoer in te voeren.
• Gebruik geen afdrukmateriaal dat u zelf op maat hebt gesneden of geknipt.
• Plaats geen afdrukmateriaal van verschillend formaat, verschillend gewicht of verschillende soorten in
dezelfde lade.
• Zorg ervoor dat de aanbevolen afdrukzijde voor enkel- of dubbelzijdig afdrukken in de lade is geplaatst.
• Bewaar het afdrukmateriaal in een geschikte omgeving. Zie "Afdrukmateriaal bewaren".
• Verplaats en verwijder de laden nooit tijdens de uitvoering van een afdruktaak.
• Duw alle laden stevig in de printer nadat u ze hebt gevuld.
• Zorg ervoor dat de geleiders in de laden correct zijn ingesteld voor het geplaatste formaat. De geleiders
mogen niet te strak tegen de stapel afdrukmateriaal zijn gedrukt.
• Controleer of alle kabels goed op de printer zijn aangesloten. Raadpleeg de Installatiekaart voor meer
informatie.
• In het geval van een papierstoring moet u de gehele papierbaan vrijmaken. Zie de Gebruikershandleiding
op de cd Software en documentatie voor informatie over de papierbaan.
Help bij afdrukmateriaal
Pagina 2 van 2