Uw notebook gebruiken
Toetsen
Escape-toets (1)
Functietoetsen (2)
Print Screen-toets (3)
Correctietoetsen (4)
<Fn>-toets (5)
Navigatietoetsen (6)
Toepassingstoets (7)
Numeriek toetsenblok (8)
Sneltoetsen (9)
Beschrijvingen
De <Esc>-toets (Escape) wordt gebruikt om opdrachten te annuleren.
De 12 functietoetsen bovenaan op het toetsenbord worden gebruikt om specifieke taken uit te voeren.
Bijvoorbeeld in vele toepassingen is <F1> de Help-toets. De taken die worden uitgevoerd door de
individuele functietoetsen kunnen verschillen van toepassing tot toepassing.
De <Print Screen>-toets maakt een elektronische kopie van het beeld op het scherm en plaatst deze
op het Windows Clipboard (Klembord). U kunt de schermafdruk vervolgens in een bestand plakken
en afdrukken.
Met de toetsen <Insert>, <Backspace> en <Delete> kunt u tikfouten corrigeren.
De <Fn>-toets wordt gebruikt in combinatie met andere toetsen om bepaalde opdrachten uit te
voeren.
Met deze toetsen kunt u de cursor verplaatsen op het scherm.
Als u op de toepassingstoets drukt, verschijnt een snelmenu. U kunt dit menu ook oproepen door te
klikken met de rechtermuisknop.
Bevat de toetsen die u ook terugvindt op een gewone rekenmachine. Met het numerieke toetsenblok
kunt u cijfers invoeren of wiskundige berekeningen (bv. optellingen en aftrekkingen) uitvoeren. Als u
het numerieke toetsenblok wilt activeren, drukt u op de <Num Lock>-toets. Vervolgens licht het
<Num Lock>-lampje op.
Er zijn drie toetsen die altijd worden gebruikt in combinatie met minstens één andere toets: <Ctrl>,
<Alt> en <Shift>. Als u de <Ctrl>-toets (Control) of <Alt>-toets (Alternate) ingedrukt houdt en
vervolgens op een andere toets drukt, wordt een specifieke opdracht uitgevoerd zonder dat u hiervoor
de muis dient te gebruiken. In plaats van bijvoorbeeld de opdracht Save te kiezen in een menu, kunt
u in vele toepassingen de <Ctrl>-toets ingedrukt houden en op de letter <S> drukken (<Ctrl>+<S>).
De <Shift>-toets wordt gebruikt voor hoofdletters of speciale tekens zoals @ en $.
n N
29