4.2 MOTORVLOEISTOFFEN
4.2.1 OLIE VERWISSELEN
4.2.1.1 DE SMEEROLIE VAN DE MOTOR VERVANGEN
Gebruik olie van het type dat overeenkomt met de technische
specificaties zoals beschreven in hoofdstuk 9.
De oude olie moet verwijderd worden als de motor heet is. Dit
om ervan verzekerd te zijn dat alle olie uit de motor komt.
Verwijder de loosplug en gebruik een drainagepomp (Fig. 4.1).
Als de olie volledig uit de motor is, met nieuwe olie vullen door
de filteropening (Fig. 4.2).
Oliecartercapaciteit:
specificaties).
De motor meteen starten en enige minuten met stationair
toerental laten draaien, totdat het controlelampje niet meer
brandt.
Stop de motor. Controleer het filter en het oliepeil met de
peilstok (Fig. 4.3). Reinig de peilstok met een doek en druk
deze weer op zijn plaats.
Meteen de peilstok weer uitnemen om het oliepeil te
controleren. Als het peil niet tot de bovenste markering reikt,
voorzichtig bijvullen door de filteropening tot de makering (Fig.
4.2).
Attentie! De markering op alle peilstokken is gebaseerd op een horizontaal staande motor. Zorg er daarom
voor dat de motor horizontaal staat, op het moment dat het oliepeil gecontroleerd wordt. Zie paragraaf 9.2
4.2.1.2 DE OLIE VAN DE KEERKOPPELING VERVANGEN
De keerkoppeling heft een eigen smeersysteem, onafhankelijk
van de motor. Om olie te vervangen laat u de oude olie uit de
keerkoppeling lopen door de plug aan de onderzijde beneden
lost e draaien (Fig. 4.4). Als alle olie uit de koppeling is
gelopen, draait u de plug weer stevig vast em vult u het
reservoir door de opening van de peilstok met nieuwe olie
(Fig. 4.5).
Oliecapaciteit: zie paragraaf 2.6 (technische specificaties).
zie
paragraaf
2.6
(technische
NL - 17
03917700.NL
rev. 0
Fig. 4.1
Fig. 4.2
Fig. 4.3
Fig. 4.4
Fig. 4.5